De arme vrouw en de graankorrels

 

Er was eens een arme vrouw.

Ze kon elke dag net genoeg eten vinden voor haar kleine kinderen.

Op een dag vond ze een handje graankorrels.

Ze ging naar het dorp en vroeg aan de mensen:

“Wie wil me helpen om deze korrels te zaaien?”

“Ik niet,” zei de slager.

“Ik niet,” zei de groenteboer.

“Ik niet,” zei de bakker.

“Nou, dan ga ik die korrels  zelf wel zaaien,” zei de vrouw. En dat deed ze.

De graankorrels ontkiemden en groeiden op tot flinke korenaren.

Toen vroeg de arme vrouw aan de mensen:

“Wie wil me helpen om het koren te maaien?”

“Ik niet,” zei de slager.

“Ik niet,” zei de groenteboer.

“Ik niet,” zei de bakker.

“Nou, dan zal ik zelf wel maaien,” zei de vrouw. En dat deed ze.

Toen vroeg de arme vrouw aan de mensen:

“Wie wil me helpen om het graan van de stengels te dorsen?”

“Ik niet,” zei de slager.

“Ik niet,” zei de groenteboer.

“Ik niet,” zei de bakker.

“Nou, dan ga ik het graan zelf van de stengels dorsen,” zei de vrouw. En dat deed ze.

Toen vroeg de arme vrouw aan de mensen:

“Wie wil me helpen om de graankorrels te malen tot meel?”

“Ik niet,” zei de slager.

“Ik niet,” zei de groenteboer.

“Ik niet,” zei de bakker.

“Nou, dan ga ik de graankorrels zelf wel malen tot meel,” zei de vrouw. En dat deed ze.

Toen vroeg de vrouw aan de mensen:

“Wie wil me helpen om brood te bakken van dit meel?”

“Ik niet,” zei de slager.

“Ik niet,” zei de groenteboer.

“Ik niet,” zei de bakker.

“Nou, dan zal ik van dit meel zelf wel broden bakken,” zei de vrouw. En dat deed ze.

Toen riep de vrouw tegen de mensen:

“Wie wil me helpen om het brood op te eten?”

“Ik!” zei de slager.

“Ik!” zei de groenteboer.

“Ik!” zei de bakker.

“Nee, laat maar, mijn kinderen en ik eten dit brood zelf wel op." zei de vrouw. ” En dat deden ze!