Van de pompoenreus die reuzenpompoen werd 

(vertaald en herschreven Amerikaans verhaal. i.v.m. de lengte in 2 stukken)

 

Heel lang geleden, vóór de tijd van onze grootmoeders, overgrootmoeders en bedoveroveroverovergrootmoeders groeiden er geen pompoenen op Moeder Aarde. Mensen hadden dus nog nooit een pompoentaart of pompoensoep gegeten. En het was in die tijd dat de Pompoenreus leefde.

In de begintijd van het bestaan van de wereld leefden er veel reuzen op aarde.

Hoewel er natuurlijk ook enkele vriendelijke en eerlijke reuzen bestonden, waren de meeste reuzen vreselijk slecht en gewelddadig. Alles en iedereen die er verder woonde, vreesden de reuzen ten diepste. Zo was het en zo bleef het tot zo’n duizend jaar geleden. Toen leefde er nog maar een reus op aarde en deze deed alle andere reuzen die ooit geleefd hadden klein én vriendelijk lijken. Hij was de Pompoenreus!

En hij was heel erg groot en had een enorme ronde, gele, gladde, glanzende kop. Zijn ogen waren groot en rond en gloeiden als kooltjes. Het leek wel of zijn hoofd van binnen verlicht was.

In zijn brede, altijd wijd openstaande mond, stonden rijen puntige tanden, waarmee hij vals grijnzend de wereld in keek.

Hij was vreselijk slecht en zag er ongelooflijk afschuwelijk, nee zelfs, weerzinwekkend uit. Daarnaast  was zijn gedrag zo gemeen dat het niet met woorden te beschrijven was. De mensen kregen zelfs stuiptrekkingen en toevallen als ze alleen al zijn naam hoorden. En sommige mensen begonnen van angst zo hard te trillen en te schudden dat ze er blauw van aanliepen en niet meer op hun benen konden staan. Deze aandoening werd al snel in de volksmond de ‘Reusitis ziekte’ genoemd. En steeds meer mensen hadden er last van.

De Pompoenreus woonde in een kasteel op een berg. Dat had een grote binnenplaats en eromheen natuurlijk een gracht.

Alleen stroomde er geen water in gracht. Nee, deze gracht lag helemaal vol met botten en schedels! En die waren niet van kippen of varkens.

De pompoenreus hield van kleine jongens en meisjes en dan vooral van die mollige kleine kinderen, waar veel mals vlees op zat.

In het hele land en ver daarbuiten heerste er angst voor de Pompoenreus. Zelfs de koning van het land had last van Reusitis en zijn troon werd met dikke houten palen verstevigd, omdat deze door het schudden van de koning dreigde in te storten.  

De koning kreeg deze aanvallen niet zonder reden. Hij leefde in grote angst. Want zijn enige dochter, prinses Diana, was de molligste prinses ter wereld. En was daarmee precies het lievelingsmaal van de Pompoenreus.

12 jaar oud was Diana en tonnetje rond. Ze kon niet eens meer normaal lopen.  

Als ze ergens naar toeging leek het alsof er een balletje rolde en dat was een bijzonder raar gezicht. Door de paleistuinen rolde de prinses in een goud fluwelen pakje afgezet met hermelijn en er bovenop een glinsterende kroon.  

Als de koning uit het raam naar zijn rollende dochter keek, sloeg de angst hem steeds om het hart. Hij had van alles bedacht om zijn lieve dochter te beschermen. Zo mocht ze het paleis nooit verlaten zonder een lijfwacht van wel vijftig gewapende ridders. Ondanks deze voorzorgsmaatregel kreeg de koning vaak een aanval van Reusitis.

Buiten het paleis woonden de gewone mensen en die hadden natuurlijk geen vijftig gewapende ridders om hun kinderen te beschermen.

En de Pompoenreus roofde waar hij maar kon kleine mollige kinderen, nam ze mee naar zijn kasteel, at ze smakelijk op en de botten wierp hij in zijn gracht.

Uiteindelijk waren er in het koninkrijk steeds minder kinderen over en toen de koning dit hoorde, werd hij wanhopig en besloot dat er iets moest gebeuren, voordat alleen nog Prinses Diana over zou zijn.

Omdat de koning erg op zijn centen en goud zat, koos hij voor een goedkope, slimme oplossing. Naar alle hoeken van het land stuurde hij een boodschapper, die op het dorpsplein een brief van de koning voorlas:

“ Volk, wij lijden allen onder de terreur van de Pompoenreus. Velen van ons zijn geveld door de ziekte Reusitis. Veel van onze kinderen zijn ten prooi gevallen aan zijn niet te stillen eetlust. Daarom zal ik de persoon die mij het afgehakte hoofd van de Pompoenreus brengt, tot ridder slaan en hem belonen met eeuwige roem.”

Precies zoals de koning had verwacht, wilde iedere arme sloeber in het koninkrijk wel ridder worden en men bedacht allerlei manieren om de Pompoenreus te doden. Maar bedenken is een ding, doen is een ander verhaal. Alle mannen waren bang of hadden last van Reusitis. Hoe konden ze al schuddend en trillend een bijl of mes vasthouden?  

Zo veranderde er niets en de Pompoenreus kon zijn gang blijven gaan.

Nu was er een arme boer, die niet ver van het kasteel van de verschrikkelijke Pompoenreus  woonde. Zijn enige bezit was een aardappelveld en een klein gammel huisje. Net als de koning had hij maar één kind, een zoon van twaalf. De jongen had een tweelingbroertje van de prinses kunnen zijn, net zo rond als een balletje. Maar de arme man had geen ridders om zijn zoon te beschermen.

De vader en moeder van de jongen leefden dagelijks in een hartverscheurende angst .

De moeder leed zo erg aan Reusitis dat zij al 2 jaar haar bed niet meer uit was gekomen.

De naam van de zoon was Aeneas, zijn vader heette Patja en de moeder Dafne.

Op een ochtend op het einde van de zomer waren Patja en Aeneas in het veld om aardappels te rooien. Het was oogsttijd en verrast keken ze naar de nieuwe aardappels. Ze waren dit jaar anders. Ze hadden nog nooit zulke grote aardappels gezien.

Het werk schoot niet erg op, vooral Patja deed het werk, want zijn rollende mollige zoon was niet zo erg snel.

Plotseling begon de aarde heel erg te beven. Patja en Aeneas keken op en zagen tot hun grote schrik de Pompoenreus met zijn mond wijd open aankomen.

"Ga vlug achter me staan, mijn lieve zoon!" Riep Patja.

Aeneas gehoorzaamde, maar het had geen zin, want hij was natuurlijk veel breder zijn magere vadertje.

Patja was normaal geen dappere man, maar nu was het een noodgeval en ging het om het leven van zijn lieve zoon.

De Pompoenreus kwam dichter en dichter bij, zijn mond ging wijder en wijder open, ze hoorden zijn kiezen al kraken en toen pakte Patja met de moed der wanhoop een enorme grote aardappel en smeet die joekel recht in de wijd open mond van de Pompoenreus.

Het ongelooflijke gebeurde, de reus verslikte zich. Hij piepte en hijgde, snakkend naar lucht tuimelde hij om en viel met een klap dood op de trillende aarde neer.

Patja en Aeneas waren, terwijl de reus stikte, zo snel als ze konden het kleine huisje in gevlucht.  En keken samen voorzichtig uit het raam.  

Toen ze de reus zagen neervallen en stil zagen liggen, wisten ze dat hij dood moest zijn.

De Reusitis klachten van moeder verdwenen direct en ze kwam voor het eerst in twee jaar het bed uit.

Patja pakte het grote vleesmes uit de keukenla en met zijn drieën gingen ze naar het aardappelveld.

Voorzichtig liepen vader en moeder met de rollende Aeneas achter zich aan naar de liggende Pompoenreus. Wat angstig nog, misschien deed de reus alsof en zou hij hun zoon alsnog grijpen. Maar nee, hij bewoog echt niet meer en was morsdood.

Zo begonnen ze om de beurt te hakken en snijden om het hoofd van de reus eraf te krijgen. Toen het los was van het lijf hielden ze een grote gele bal over en Aeneas begon er mee te spelen.

De koning werd op de hoogte gebracht van de dood van de Pompoenreus en was  ontzettend blij en opgelucht.

Ook hij genas van zijn Reusitis en de houten palen werden bij troon weggehaald. Vanaf dat moment mocht prinses Diana zelfs zonder vijftig ridders naar buiten. Het prinsesje genoot van haar vrijheid en rolde iedere dag door de tuinen en de bossen rond het paleis. Maar ondanks dat de koning enorm dankbaar en opgelucht was, hield hij zich niet aan de belofte en de arme boer werd geen ridder.

 

                                                                     ***********

 

Patja voelde zich gekwetst en oneerlijk behandeld door de koning. Hij had graag ridder geworden en zijn vrouw Dafne een riddervrouw. Aeneas maakte het niet veel uit. Hij had het hoofd van de Pompoenreus om mee te spelen en dat was de leukste beloning die hij zich kon voorstellen. Aeneas speelde zoveel met het hoofd van de reus dat deze uiteindelijk ver in de herfst uit elkaar plofte en de stukken van het hoofd van de reus verspreidden zich over het aardappelveld.

Het jaar daarop groeiden er de lente overal groene planten met grote bladeren en lange uitlopers en in de herfst tegen Samhain lag het hele aardappelveld vol met pompoenhoofden, overal, wel honderden!  De mensen raakten in paniek. “Mijn hemel hadden we eerst één Pompoenreus straks hebben we een heel leger van die monsters,” riepen ze elkaar toe.  “Die ene was al een ramp, mijn hemel dit wordt een hel op aarde.”

Maar er gebeurde niet veel in het veld van de arme Patja, de pompoenhoofden groeiden wel groter maar lagen er rustig bij en kregen geen ogen en geen mond. Ze gaven enkel geen teken van leven dus na verloop van tijd verdween de grootste angst bij de mensen.

Aeneas had niets van al die opwinding meegekregen. Hij lag aan de rand van het veld en keek vol verlangen uit naar al die pompoenhoofden.

Vanaf zijn geboorte had de jongen een rare afwijking, alles maar dan ook alles, stak hij in zijn en mond en wilde hij proeven. En zelfs nu hij inmiddels 13 was, deed hij dat nog. Eigenlijk was er niets ter wereld dat nog niet door hem geproefd was, behalve…….

Dag en nacht vroeg hij zich af hoe het hoofd van een pompoenreus zou smaken, totdat hij op een dag toen zijn vader Patja niet in de buurt was met zijn zakmes een stukje uit een van de hoofden van de reus sneed.

Ondanks dat hij bang was er ziek van te worden, waagde hij het erop en begon te eten.  Het smaakte heel zoet, hij vond het zo lekker dat hij nog een stuk afsneed en nog een en nog een en hij at, totdat hij twee derde van het hoofd van een reus had gegeten. Met een volle buik ging hij terug naar het huisje.

 "Moeder," zei hij, langzaam het huisje binnen rollend, "Ik heb twee derde van het hoofd van een pompoenreus gegeten en nu ben ik bang”

"O, mijn lieve zoon!" Riep moeder Dafne "hoe kon je?" Ze zocht onmiddellijk in haar kruidenboek naar een oplossing.  

"O, Aeneas, mijn lieve, lieve jongen!" Kreunde Dafne, "er is geen tegengif voor het hoofd van een reus! Wat moeten we doen?"

Toen ging ze zitten en huilde en Aeneas huilde ook zo hard als hij maar kon.

Want hoe zou een jongen het eten van zoveel reuzenhoofd kunnen overleven?

Patja kwam thuis en zij vertelden het verhaal aan hem en hij ging mee zitten jammeren.  De rest van de dag zaten ze te huilen en naar Aeneas te kijken en verwachtten hem elk moment hem te zien sterven.

Maar hij ging niet dood, integendeel, hij had zich zijn hele leven nog nooit zo goed gevoeld.

Ten slotte keek Aeneas bij zonsondergang op en lachte. "Ik denk dat ik niet dood ga, ik heb me nog nooit zo goed gevoeld. Stop maar met huilen vader en moeder. Ik ga nog wat meer van het hoofd van die reus halen, ik heb honger."

"Nee niet doen!" Riepen zijn vader en moeder in koor, maar hij ging toch en hij kwam terug met een reuzenhoofd in zijn armen. "Kijk, vader en moeder," riep hij, "We kunnen dit allemaal samen eten,  het is duidelijk geen vergif en het smaakt heerlijk, veel beter dan aardappelen!”

Patja en Dafne aarzelden, maar zij hadden ook honger. En omdat de reuzenhoofden de aardappels op het veld verdrongen hadden, was er geen ander eten. Dus proefden ze toch maar.

"Hé dat is lekker", zei moeder, "Maar ik denk dat het gekookt nog beter is." Dus zette ze stukken reuzenhoofd in een pan water boven het vuur en liet ze een tijdje koken, daarna aten ze de gekookte reuzenpompoen op. Het was heerlijk.

Dafne was een goede kokkin en bedacht altijd iets nieuws met het weinige dat ze hadden. De volgende dag verzon ze een ander gerecht met de reuzenpompoen.

Ze kookte, ze zeefde en mengde de zachte gekookte pompoenpuree met eieren, suiker, melk en kruiden, vervolgens bekleedde ze enkele schalen met taartdeeg, vulde ze met het pompoenmengsel en zette de schalen in de oven om te bakken.

Het resultaat was overheerlijk, nooit hadden ze zoiets lekkers geproefd. Ze waren allemaal in hoerastemming en vooral Aeneas. De familie verzamelde alle reuzenpompoenen en bewaarde ze in de kelder. Dafne maakte er soep van en bakte elke dag taarten tot groot geluk van het hele gezin.

Op een ochtend was de koning op jacht geweest en reed toevallig met zijn ridders langs het huisje van Patja. Dafne was zoals gewoonlijk taarten aan het bakken en de keukendeur en het raam stonden open, zo rook de hele omgeving van het huisje naar de heerlijke taarten in de oven.

 "Wat ruikt het hier ontzettend lekker?" Riep de koning snuivend.

Hij stuurde een van zijn ridders weg om te kijken waar die heerlijke lucht vandaan kwam.

"De vrouw van de boer is de taarten van een reuzenpompoen aan het bakken," zei de ridder tegen de koning.

 "Wat?" Donderde de koning. "Breng me een taart!"

De ridder ging weer naar het huisje en bracht een taart mee terug. Nadat al zijn ridders hadden voorgeproefd om er zeker van te zijn dat de taart niet giftig was, proefde de koning zelf ook.

Hij begon te stralen, “Wat een sensatie! Ik heb nog nooit zoiets buitengewoon lekkers in mijn leven geproefd," schreeuwde de Koning. “Gestoofde pauwentongen uit de Oost zijn er niets bij! Roep die vrouw onmiddellijk!”

Dafne kwam trillend tevoorschijn en Patja én Aeneas ook.

 "Wat een charmante knul!" dacht de koning, terwijl zijn blik op de ronde Aeneas viel.

“Vrouw, vertel me eens over deze prachtige taarten en ik zal je belonen als een ridder!"

Toen viel Patja op zijn knieën en vertelde de hele geschiedenis van de gedode Pompoenreus, het aardappelveld vol pompoenhoofden en van de pompoentaarten die zijn vrouw dagelijks bakte.

De koning werd rood en hij schaamde zich eigenlijk. "En ik vergat u tot ridder te slaan, oh, nobele en dappere man en zo werd uw vrouw ook geen edele dame!"

Vervolgens greep de koning zijn zwaard, leunde voorover uit zijn zadel en sloeg ter plekke Patja tot ridder.

De hele familie ging in het koninklijk paleis wonen. De rozen in de koninklijke tuinen werden uitgegraven en ervoor in de plaats werden de zaden van de Reuzenpompoen gezaaid. Ook  werden alle koninklijke parken veranderd in pompoenvelden.

Patja werd benoemd tot opperreuzenpompoenkweker en de koning stond vaak voor het raam naar de velden vol gele reuzenpompoenen te kijken, terwijl het water hem in de mond bij de gedachte aan al die heerlijke taarten. Dafne had de belangrijke functie van chef pompoentaartenbakster gekregen. En Aeneas, die trouwde uiteindelijk trouwde met prinses Diana.  Het was herfst en bijna Samhain en het hele koninkrijk was in feeststemming, wat een mooi bij elkaar passend bruidspaar was dit. Er werd dagenlang gefeest en er was natuurlijk pompoentaart voor iedereen. 

De koning kondigde aan dat er vanaf dat jaar altijd op 31 oktober pompoentaart voor hele volk zou worden gebakken en gegeten, opdat niemand in het koninkrijk zou vergeten dat de Pompoenreus was verslagen en reuzenpompoenen zijn plaats hadden ingenomen.

De koning, de koningin, Patja, de reuzenpompoenkweker en Dafne, de pompoentaartenbakster leefden nog lang en gelukkig samen in het Paleis.                     

Én Prinses Diana met haar Prins Aeneas rolden verliefd en gelukkig nog vele jaren door de reuzenpompoenvelden.