De weerwolf van het bos van Engbergen

(Gelders griezelverhaal)

 

Lang lang geleden leefde er in het oosten van ons land, vlak bij de grens met Duitsland een lieve boerendochter. Ze heette Marie. Op de avond van Samhain, waarop de sluiers tussen de werelden dun zijn, was het volle maan en stond zij helemaal alleen in het bos van Engbergen.

Marie trok haar omslagdoek strakker om zich heen en tuurde in het struikgewas.

Hoewel de maan haar licht zojuist nog op het pad had geworpen, was hier in het bos dicht en te donker om veel te kunnen zien.

"Daaaaan?" riep ze zacht. Maar haar liefste liet niets van zich horen. Daan had er absoluut op gestaan om na het feest in de herberg, weer over het bospad naar huis te lopen, in plaats van de veel langere weg om het bos heen te nemen.

Ja en eerlijk is eerlijk,  Daan had wat te veel gefeest en verlangde naar zijn bed en er viel daarom niet met hem te praten. Ach, had Marie gedacht, “Daan is groot en sterk, hij zal me wel beschermen en hij kent het bos goed”

Maar daar stond ze nu moederziel alleen te wachten tot hij verderop zijn blaas had geleegd, want van al het drinken moest Daan veel plassen.

"Daaaaan?" riep ze nu wat harder. Maar nog steeds hoorde ze niets.

"Ik loop vast door." Zei ze hardop tegen zichzelf en nijdig begon ze te lopen. Ze wilde hier geen minuut langer blijven. Iedereen wist dat de bossen bij Engbergen onveilig waren.

Of er daadwerkelijk een weerwolf leefde, zoals beweerd werd, wist ze niet, maar...

Ze was nog geen tien meter verder toen ze achter zich een zacht geritsel hoorde, geschrokken draaide ze zich om.

O lieve help, achter haar stond een zwarte wolf, groter dan ze ooit gezien had, en klaar om te springen.

Vanaf dat moment reageerde ze zonder nadenken. Ze draaide zich om en rende de rest van alle kilometers dwars door het bos naar de boerderij waar ze woonde. Hoewel ze niet nogmaals achterom durfde te kijken, hoorde ze aan het gekraak van takken dat de wolf haar op de voet volgde. En voor ze de deur thuis achter zich kon dichttrekken, waagde het dier nog een uitval. Het hapte naar haar kuiten, maar kreeg alleen een stuk uit haar rode omslagdoek tussen zijn kaken.

Niet veel later kwam ook Daan bij de boerderij aan. Marie zat trillend en snikkend achter de voordeur en durfde op het geklop de deur echt niet te openen. Pas nadat zij Daans stem had herkend deed ze de deur voorzichtig op een kiertje. Vlug glipte Daan naar binnen en nam haar in zijn armen.

Toen Marie hem nog bevend van de schrik vertelde waarom ze naar huis was gerend en aanvankelijk de deur niet voor hem had willen opendoen, moest Daan lachen. Hij lachte met wijd opengesperde mond en daar……….daar zag Marie tussen zijn tanden duidelijk wat rode draadjes zitten, in precies dezelfde kleur als haar omslagdoek.

Nee, deze twee leefden niet nog lang en gelukkig………..