De oude vrouw en de pompoen

(Bewerking Perzisch sprookje)

 

Er was eens een oude vrouw die haar leven lang graag een kindje wilde. Vanaf haar jonge jaren tot nu zei ze het elke dag hardop: “Laat mij toch een kindje krijgen.” Maar er was nooit iets gebeurd.

Op een avond zat ze samen met haar man bij het haardvuur in hun kleine huisje:"Waarom hebben wij toch geen kindje gekregen?" zei ze tegen hem. "Ook al ben ik nu oud, ik zou er altijd goed zorgen en het altijd lief vinden.

Hoe het er ook uit zou zien. Het zou me niets uitmaken. Zelfs al zag het er uit als een pompoen!"

De volgende ochtend wilde vrouw naar buiten gaan om de kippen te voeren, maar toen ze de voordeur opende rolde er tot haar verbazing plotseling een kleine oranje pompoen naar binnen.

De pompoen bleef niet liggen bij haar voeten, maar rolde en tolde om haar heen alsof ze leefde. En even later begon de pompoen te krijsen als een net geboren baby. De vrouw pakte de pompoen vlug op en wiegde haar in haar armen. De pompoen werd rustig en de vrouw legde haar in een klein mandje met een dekentje overheen.

Vanaf die dag verzorgde de vrouw de pompoen alsof het haar kindje was. Als Pompoentje huilde,  pakte ze haar op en wiegde haar. Elke dag deed ze de pompoen in bad en droogde haar af met een zachte handdoek, totdat de schil van pompoentje prachtig glom. Samen speelden ze in de kleine woonkamer of buiten in de tuin. Dan deden ze tikkertje en probeerde de vrouw de rollende pompoen te pakken. Of Pompoentje verstopte zich achter een dikke boom of onder de struiken, terwijl de vrouw haar zocht.

De vrouw noemde de pompoen haar 'dochter', want voor haar was het net een echt kind.

Pompoentje groeide door de goede zorgen van de vrouw en veranderde in de loop der jaren in een grote goudgele pompoen met strepen.

De vrouw vond dat  Pompoentje, net als alle andere kinderen, naar school moest gaan en zo rolde Pompoentje iedere ochtend vrolijk naar de school in de stad en 's middags weer terug naar het kleine huisje van haar oude moeder en vader..

De school stond vlak bij het paleis van de koning van het land. In dat paleis woonde ook zijn zoon, de prins. En die ging niet naar school maar kreeg les in het paleis van een privémeester. Vaak stond de prins verdrietig voor het raam, keek naar de spelende kinderen op het schoolplein en wenste dat hij ook gezellig mee kon doen. 

Toen hij op een dag weer zo voor het raam stond, zag hij ineens iets vreemds, een pompoen, die tussen de kinderen op straat rolde. Daar wilde hij meer van weten! De volgende dag stond hij op dezelfde tijd weer voor het raam. Maar wat hij nu zag was nog vreemder dan de dag daarvoor. De pompoen kwam met de andere kinderen naar buiten, maar rolde zo langzaam, dat alle kinderen haar voorbij liepen. Ze bleef liggen vlak bij het hek rond de tuin van het koninklijk paleis. En toen er niemand meer te zien was, klapte de pompoen ineens als een schelp open en kwam er een beeldschoon meisje te voorschijn.

De prins had in zijn leven heel wat prinsessen gezien, de een nog mooier dan de ander. Maar geen een was zo mooi als dit meisje uit de pompoen!  

Het meisje klom op het hek en reikte naar een hoge tak waar druiven aan hingen. Ze plukte de druiven en stak ze een voor een in haar mond. Daarna verdween ze weer in haar pompoen en rolde naar huis.

De volgende dag ging de prins niet naar zijn lessen, maar verstopte zich in de tuin. Op het dak van een schuurtje verborg hij zich tussen de bladeren van de druivenranken, die over het schuurtje heen groeiden en wachtte op het pompoenmeisje. Toen ze kwam en haar hand uitstrekte naar de druiven, haalde de prins een ring van zijn vinger en schoof die aan haar hand, zonder dat ze het merkte. Maar haar ringvinger was veel te dun en de ring zat veel te los. Voorzichtig schoof de prins de ring om haar middelvinger: dat paste precies. Toen haalde de prins de ring ongemerkt weer van de vinger af en nam hem mee naar huis.

In het paleis liep hij direct naar zijn moeder en zei: "Moeder, ik wil trouwen. Maar alleen met het meisje dat mijn ring om haar middelvinger kan dragen. Hier is de ring!" De koningin hield veel van haar zoon en wilde graag dat hij gelukkig werd. Daarom gaf ze de ring aan haar oudste hofdame met de opdracht om direct het meisje te zoeken. Met een heel gezelschap van dienaren ging de hofdame op pad. Bij alle huizen in de stad klopte ze aan en liet de meisjes die er woonden de ring passen.

Na een tijd kwam de hofdame met haar gezelschap ook aan de rand van de stad bij het kleine huisje van de oude vrouw. Ze klopte aan en vroeg of er hier soms een meisje woonde. "Ach nee," zei de oude vrouw, "mijn hele leven heb ik verlangd naar een kind, maar het enige dat me gegeven is, is een pompoen. Die heb ik verzorgd alsof het mijn dochter was."

Daar moesten de bedienden van de koning vreselijk om lachen. 

Wat een grap, die pompoen wilden ze wel eens zien!

De oude vrouw liet de hofdame en de dienaren binnen en toonde trots haar dochter, Pompoentje.

De bezoekers moesten zo lachen, dat de tranen hen over de wangen stroomden. Happend naar adem vertelde de hofdame, dat ze op zoek waren naar een bruid voor de prins. Hij wilde alleen maar trouwen met het meisje dat zijn ring om haar middelvinger kon dragen, maar tot nu toe hadden ze het meisje niet gevonden.

Op dat moment kwam een tengere hand uit de pompoen tevoorschijn. Iedereen stopte met lachen en keek met grote ogen naar de pompoen.

Het leek wel tovenarij! De eerste die wat durfde te zeggen was de hofdame: "Vooruit, pas de ring! Het is een meisjeshand en we hebben de opdracht om de ring bij álle meisjes te passen."

Aarzelend schoof een van de dienaren de ring om de middelvinger van de kleine hand... en ja, hij paste precies!

De hofdame ging terug naar het paleis en vertelde wat er was gebeurd. "Breng de pompoen," zei de prins, "met haar wil ik trouwen." De koning en zijn vrouw konden hun oren niet geloven: trouwen met een pompoen, dat kon toch niet?!  

Ze probeerden de prins op andere gedachten te brengen, maar zijn besluit stond vast. Pompoentje werd naar het paleis gebracht en het hele land begon met de voorbereiding van een groot huwelijksfeest.

De dag van de bruiloft kwam. De prins trouwde met zijn pompoen, maar echt vrolijk waren de gasten op het feest niet. Hoofdschuddend keken ze naar het jonge paar.

Tot een van de aanwezige gasten opstond, zijn zwaard trok op, de pompoen afliep en riep: "Kom er nu maar uit!"

En net als die keer bij de paleistuin, ging de pompoen open. Uit de twee helften stapte het mooiste meisje dat de bruiloftsgasten ooit hadden gezien. Hun mond viel open van verbazing en de koning en zijn vrouw keken ineens een stuk blijer. De oude vrouw, die ook uitgenodigd was, keek trots naar het pompoenmeisje, waarvoor ze altijd vol liefde had gezorgd. Haar eigen Pompoentje was nu de bruid van een koningszoon.

En toen barstte het feest pas echt los en de prins en Pompoentje leefden daarna nog lang en gelukkig.