Ostara en de sneeuwhaas 

 

Jaar in jaar uit wachten alle dieren, planten, mensen en andere levende wezens ongeduldig, maar vol vertrouwen aan het eind van de winter op de komst van de lente.

Na een lange, koude winter kriebelt het bij alles en iedereen.

De ontkiemende zaden willen hun kopjes boven de aarde uitsteken.

De vogels begroeten elkaar weer met hun vrolijk gefluit en kunnen niet wachten om hun nestjes te bouwen.

De mensen maken hun akkers klaar om binnenkort groenten en tarwe te zaaien. Iedereen verlangt naar de lichte tijd en het buitenleven. 


Zo was het ook in die ene winter, duizenden, duizenden jaren geleden. Maar die winter liet de lentegodin Ostara onverwacht lang op zich wachten.

De aarde bleef bedekt met een dikke sneeuwdeken. De Imbolctijd leek maar niet voorbij te gaan. 

Mensen en dieren kregen honger, de wintervoorraden raakten op.

Op een ijskoude dag liep een klein meisje langs de bosrand op zoek naar iets eetbaars.

Ze had dikke warme kleren aan en een mandje bij zich.

Ze liep verder en verder, maar vond niets.

Alle bessen, noten, eikels en kastanjes waren al lang gevonden en opgepeuzeld en ook zag ze nog nergens jonge brandnetels of zevenblad voor een soepje. Al zoekend kwam ze bij een open, besneeuwde plek in het bos en daar zag ze een vogel liggen.

De arme vogel was erg zwak en ging bijna dood van de kou. 

Het meisje kreeg medelijden, maar wist niet hoe ze het diertje kon helpen.

Met tranen in haar ogen sprak zij vanuit haar hart tot de lentegodin Ostara en vroeg haar om hulp.

Plotseling verscheen er een prachtige regenboog aan de hemel en langs die regenboog kwam Ostara aangelopen.

Ze was gekleed in een stralende mantel van warm zonlicht.

En waar zij liep, begon de sneeuw direct te smelten en kwam de dampende aarde tevoorschijn.

Ostara bracht de lente terug. Helaas was het voor de kleine vogel te laat.

Maar toen Ostara de tranen van het kleine meisje zag, tikte ze de vogel zacht met haar staf aan en de dode vogel veranderde plots in een prachtige witte levende sneeuwhaas. 

'Een sneeuwhaas kan veel beter tegen sneeuw en kou dan een vogel' sprak Ostara met vriendelijke stem tot het meisje, 

'Vanaf nu kunnen jullie mensen, de sneeuwhaas, als het eerste teken van de lente zien. Zodra jullie hem in de bossen en velden, zien, weten jullie dan dat ik eraan kom.' 

Ze streek het meisje zacht over haar bol en het kind voelde zich plotseling van binnen lekker warm en vrolijk worden.

Haar hongergevoel verdween. Ostara sprak verder: 'Ik geef jullie niet alleen een sneeuwhaas, want na de lange winter hebben jullie bijna geen eten meer en hebben jullie honger. Daarom zal ik de sneeuwhaas eieren, in de kleuren van mijn regenboog, meegeven. Die eieren zijn niet alleen om jullie honger te stillen maar ook om de vruchtbaarheid van Moeder Aarde te vieren.  Geef je mandje maar aan de haas'. De sneeuwhaas vulde het mandje van het meisje met rode, oranje, gele, groene, blauwe en paarse eieren. Ostara liep voor het meisje uit richting haar huisje.

Bij het huisje zwaaide Ostara met haar staf, waarop alle sneeuw voor de zon verdween. En als een wonder was de aarde bezaaid met voorjaarsbloemen. Glimlachend knikte Ostara ten afscheid: 'Dag lief kind!'

Het meisje zwaaide vrolijk naar de godin en stapte het huisje binnen.

En godin Ostara ging verder, zwevend over de aarde liet zij een spoor van krokusjes, narcissen en hyacinten in álle kleuren van de regenboog achter zich. Overal waar zij ging, volgde de sneeuwhaas haar en vonden de kinderen gekleurde eieren.

Toen Ostara de aarde had opgewarmd, vertrok zij terug naar het land waar zij woonde met Koning Eik.

Samen genoten zij van de lentekleuren, de -geuren en de -geluiden én van alle levende wezens die zo blij waren met de terugkeer van de lente. Maar niemand was zo blij als koning Eik zelf. Wat was ze mooi en lief zijn stralende godin...........

En Ostara? Die straalde nog meer en helderder als zij in de buurt van koning Eik was. 

Zoveel liefde en licht verwarmt harten en laat de liefde groeien bij het grote en kleine volk, de dieren, de planten én ook tussen goden en godinnen!