Drie geitjes en een trol

 (Oud Noors sprookje)

*Voorgelezen door Oma Heksje, zie vlogs) 

 

Op een mooi zonnige lentedag, zoals vandaag, liepen er eens drie geiten in een weiland. De eerste was klein, de tweede wat groter en de derde het grootst. Ze liepen druk mekkerend rond en keken steeds naar het grasland aan de overkant van de rivier. Het gras in dát weiland zag er echt  veel lekkerder en sappiger uit dan aan deze kant, waar ze nu liepen. En ze zagen er ook allemaal lekkere kruidjes staan, kleefkruid, dovenetel en paardenbloemen.

Tsja er was wel één probleem, bij die rivier woonde een kleine maar heel gemene trol. Hij had wilde donkere haren, ogen zo groot als schoteltjes en zijn neus leek wel op een grote aardappel. De trol woonde in een donker hoekje precies onder de brug, die over de rivier ging.

Maar ja als je ergens heel veel zin in hebt…..niet slim, maar toch…..

Het kleinste geitje trippelde als eerste over de brug op weg naar dat lekkere sappige groene gras: trippel-trappel-trippel-trappel.

De trol kwam tevoorschijn en gromde: “Wie trippelt daar over mijn brug?”

“Ik ben een klein geitje, ik ga naar het gras aan de overkant om mijn buikje vol en rond te eten” zei het geitje met een piepstemmetje.

“Ha!”riep de trol, “Ik wil mijn buik ook wel vol en rond eten, ik vreet jóu op!” “Nee, alsjeblieft,” zei het geitje, “eet mij niet op! Zo meteen komt mijn broer en die is veel groter. Als je even op hem wacht, heb je veel meer te eten.”

“Vooruit dan maar,” zei de trol en liet het kleine geitje gaan.

Even later liep de tweede geit over de brug: stippe-stappe-stippe-stappe.
De trol kwam tevoorschijn en riep: “Wie loopt daar over mijn brug?”

“Ik ben een geitje, ik ga naar het gras aan de overkant om mijn buikje vol en rond te eten,” zei het tweede geitje, met een gewone stem.
“Ha!” riep de trol, “ik wil mijn buik ook wel vol en rond eten. Ik vreet jóu op!”
“Nee, alsjeblieft,” zei de geit, “eet mij niet op! Zo meteen komt mijn broer en die is nog veel groter dan ik. Als je even op hem wacht, heb je veel meer te eten.”
“Vooruit dan maar,” bromde de trol en liet ook het iets grotere geitje gaan. Kort daarna kwam de derde geit er aan, de grootste en zwaarste van de drie, het stampte over de brug: stompe-stampe-stompe-stampe.

De brug piepte en kraakte onder het gewicht van de grootste geit.
De trol kwam tevoorschijn en brulde: “Wie stampt daar zo over mijn brug?”
“Ik ben een geit, ik ga naar het gras aan de overkant om mijn buik vol en rond te eten,” zei de grote geit, met een stem die bijna net zo laag klonk als die van de trol.
“Ha!” riep de trol, “ik wil mijn buik ook wel vol en rond eten. Ik vreet jóu op!”
“Kom maar op,” zei de grote geit, “dan prik ik je met mijn horens en trap ik je met mijn hoeven!” Terwijl hij dat zei, boog hij zijn kop omlaag en stootte de trol – hopla! – zo de rivier in. De trol werd meegenomen door het snelstromende water en is nooit meer teruggezien. De drie geiten gingen voortaan iedere dag naar het weiland aan de overkant en aten hun buiken vol en rond. En als ze nog leven dan doen ze dat vandaag de dag nog steeds.