De Grote en de Kleine Haas

 

Aan de bosrand woonde moeder Haas met haar twee kinderen: Grote haas en Klein haas. Grote haas had hele grote oren en Kleine haas had maar kleine oortjes. Ze zaten samen in een groen knollenland. Grote haas at van een grote knol en het kleine haasje at van een ieniemini knolletje.

Pief, paf, poef, daar kwam een jager aan!

Grote haas rende rende razend snel, trip trap, trip trap en het kleine haasje rende trippel trappel, trippel trappel vlug achter zijn grote broer aan……….

Zonder omkijken renden ze door tot ze thuis waren.

Moeder Haas was opgelucht maar ook een beetje boos, omdat ze zo ver van huis waren gegaan. 'Dat mag echt niet!' zei ze streng 'Er lopen altijd jagers rond op zoek naar konijnen en hazen en jullie willen toch niet in de pan van de jager belanden?'

Grote en Kleine haas begonnen zachtjes van angst te huilen en schudden hun koppetjes. Grote haas huilde natuurlijk grote tranen en Kleine haas piepkleintjes, zo klein dat je ze bijna niet kon zien.

Moeder Haas zei: “Nu stoppen met huilen en droog jullie tranen. Ik geef jullie wat wortelsap voor de schrik.'

Grote haas kreeg een groot glas en Kleintje een klein glas. 'Kom', zei moeder haas en liep naar de ronde tafel, daar stond een schaal met eieren. 'Jullie mogen mij helpen met eieren schilderen. Het is bijna Ostara en jullie zijn allebei groot genoeg om mij te helpen.' Zo schilderden ze samen grote en kleine eieren in alle kleuren van de regenboog. En toen het bedtijd was dook Grote haas in het grote bed en Kleine haas in het kleine bedje. En daar liggen ze nu te slapen en te dromen op één groot en één klein oortje. 

Net zo lief, als …….............. en …….......................