Het zeewiefke in de Bocht van Watum

 ( geinspireerd door H.C.Anderson)

 

Lang, lang geleden, wel 300 jaar, leefde er op de bodem van de zee

vlak bij het wad in de Bocht van Watum een klein zeewiefke.

Ze woonde daar samen met haar vader, moeder en 2 grote zussen in

een schitterend onderwaterkasteel. Haar vader was de God van de zee, een koning. En haar moeder de Godin van het Wad.

De drie zeewiefkes zwommen en speelden de hele dag met hun

zeehonden- en vissenvriendjes. Ze hadden veel plezier met elkaar.

Af en toe mochten de twee grote zeewiefkes naar de bovenwaterwereld. Ze vertelden hun kleine zusje over die wonderlijke wereld van de mensen, die daar onder de blauwe lucht en zon leefden. En die niet zwommen, maar liepen en geen vissenstaart hadden, maar twee benen! Toen het kleine zeewiefke 15 jaar was mocht ze eindelijk ook mee naar boven.

Razendsnel zwiepte ze met mooie gouden staart omhoog en toen ze met haar prachtige gouden haren boven water kwam, kleurde de waterspiegel schitterend goud alsof de zon aan de horizon opkwam. Het zeewiefke keek om zich heen en zag in de verte een groot wit schip aankomen.

Zeelieden over de hele wereld hielden niet van zeewiefkes, want ze brachten ellende en ongeluk, zo dachten de zeelui.. 

Plotseling ging het stormen en de luchten werden donker. De golven sloegen om het schip en het zeewiefke heen.

Ineens zag ze dat er een jongen van het schip afviel en in de golven verdween. Pijlsnel zwom ze naar hem toe en gelukkig kreeg ze de zinkende jongen te pakken. Ze bracht hem naar het wad. Daar legde ze hem neer uit de wind achter

een groepje Vlieren. Ze keek naar hem, wat was hij leuk en wat had hij een lief gezicht.

Zacht zong zij met haar lieve stem liedjes in zijn oor. En ver weg diep in zijn slaap hoorde hij haar lieve stem en er kwam een glimlach op zijn gezicht. Het kleine zeewiefke wist niet dat de jongen de zoon van de koning van het land was.

Hij was een landprins, zoals zij een zeeprinses was. De hele nacht bleef zij op het wad bij de prins, die maar niet

wakker werd. Toen de zon opkwam hoorde zij in de verte stemmen aankomen, vlug dook zij van het wad de golven weer in en zwom terug naar het kasteel op de bodem van de zee bij de Bocht van Watum. Vanaf dat moment kon zij alleen nog maar aan de landprins denken en wilde nog maar één ding: voor altijd bij hem zijn en ‘t liefst zijn vrouw worden.

Op een dag zwom zij naar de oude Wikster van het Wad om hulp te vragen. Deze woonde in een hutje van wrakhout op een wierde. ‘Help me alstublieft om mens te worden’: smeekte het zeewiefke. ‘Ik kan je helpen’ zei de Wikster ‘maar alles heeft een prijs’. ‘Ik maak een toverdrank voor je, die zal je staart veranderen in twee benen, maar in ruil hiervoor wil ik je stem.

En let op de prins moet met jou en jou alleen trouwen. Gebeurt dat niet, dan zul je verdwijnen in het witte schuim van de golven.’ Zo zal het zijn!

Het zeewiefke, dacht alleen maar aan die lieve prins, bedankte de oude Wikster en zwom met het toverdrankje in haar hand snel naar het wad. Daar dronk zij in één slok het toverdrankje van de Wikster op.

Ze keek naar haar gouden staart en bewoog hem op en neer. Voelde ze al iets? Zag ze al iets? Ineens kriebelde het onderaan haar staart en daar zag ze dat haar staart langzaam in tweeën splitste en de twee delen veranderden langzaam in benen. Voorzichtig stond het zeewiefke op en begon langzaam en onwennig richting de polder te lopen. Daar verscheen achter de Vlieren plotseling haar prins. Ook hij had een verlangen al wist hij niet naar wie, maar wel naar een lieflijk gezang.

Naar die lieve stem uit zijn dromen was hij op zoek. Het zeewiefke wilde hem roepen, maar er kwam geen geluid uit haar

keel. Toch zag de prins het schattige kleine wiefke en nam haar mee naar zijn paleis.

Ze hoorde de prins praten over de liefste stem ooit en hoe graag hij toch dat meisje met die mooie stem zou willen vinden…. Maar het arme zeewiefke kon niets zeggen en ook niet duidelijk maken dat zij hem gered had tijdens de storm en voor hem had gezongen terwijl hij sliep.

Jaar na jaar ging voorbij en het zeeprinsesje met twee benen bleef wonen in het paleis van de landprins.

Soms verlangde ze naar het kasteel diep op de bodem van de zee bij de Bocht van Watum en naar haar vader, moeder en zusjes. Maar als ze naar de lieve landprins keek, vergat ze alles en iedereen.

Jammer genoeg werd de landprins niet verliefd op het kleine zeeprinsesje zonder stem. Hij herkende haar, zonder stem, niet en vergat langzaamaan het meisje uit zijn dromen. Toen hij de leeftijd had om te gaan trouwen, ging hij op zoek naar

een prinses die zijn hart sneller zou doen kloppen. Hij vond zijn bruid in een koninkrijk in het zuiden. De prins werd verliefd op deze prinses, ook al kon haar zang niet tippen aan de stem van het zeewiefke. Na korte tijd kondigde hij de bruiloft aan.

Dat brak het hart van het kleine zeewiefke. Ze liep naar het wad en daar zittend in de branding huilde ze wanhopig “Ik ben toch ook een prinses, waarom herkent hij mij niet, nu zal ik verdwijnen in het schuim van de golven”

Dat de mensen haar stem niet konden horen, betekende nog niet dat haar verdriet niet gehoord werd. Haar twee zussen hoorden haar huilen niet met hun oren maar met hun hart. En ze zwommen zo snel ze konden naar het wad in de Bocht van

Watum. Toen ze hun zusje, het kleine zeewiefke, met haar twee benen, op het wad zagen zitten, begrepen ze dat de

Wikster van het Wad hiermee te maken had. En direct zwommen ze naar haar toe. “Help ons zusje Wikster ,

alstublieft” De Wikster van het Wad gaf de zussen een mes en zei: “Als het kleine zeewiefke de prins met dit mes neersteekt, zullen haar benen weer veranderen in een gouden staart en kan ze terug naar haar familie op de bodem van de zee.

Maar als zij hem niet doodsteekt, dan zal ze veranderen in het schuim van de golven en verdwijnen.” De zussen zwommen snel terug naar het wad en gaven het mes aan het kleine zeewiefke en vertelden wat de oude Wikster had gezegd.

Met tranen in haar ogen stond het zeewiefke op en schudde haar hoofd. Hoe zou ze haar lieve landprins kunnen vermoorden? Ze liet het mes vallen en wandelde bedroefd naar de vloedlijn om daar in de golven te verdwijnen.

Ze was alles kwijt, haar landprins en zeefamilie …… Maar wat niemand kon weten: zij ging helemaal niet dood daar in de

golven. Ze veranderde, dat wel. Het zeewiefke werd een luchtwiefke. En dat zou ze 300 jaar lang blijkven.

Het luchtwiefke hield van hoog tussen de wolken de land- en zeekinderen in de gaten, want voor hun goede daden mocht ze één jaar van die 300 jaar aftrekken, maar voor elk ondeugende daad werd er door de betovering één dag bijgeteld.

Laat die 300 jaar nu precies vandaag op de Dag van het Wad voorbij zijn, wat denken jullie zal ons zeewiefke al terug zijn, daar op het wad in de Bocht van Watum?