Goudsbloempje

 

Er waren eens een man en een vrouw. En die waren samen getrouwd en heel gelukkig. Op een dag vertelde de vrouw dat ze een baby'tje zouden krijgen. Nou, dat was goed nieuws, zeg. De man was helemaal door het dolle en begon meteen een poppenhuis te maken, want misschien werd het wel een meisje. "Maar ja, omdat je dat van tevoren nooit weet, "dacht hij, "timmer ik toch ook nog maar een trein. Want stel je voor dat het een jongen wordt? Wat moet een jongen dan met een poppenhuis?"

En terwijl haar man zo druk aan het werk was, zat de vrouw in een stoel bij het raam en ze keek in de tuin van de buren die vol stond met mooie goudsbloemen.

En ze zei: "Oohh, wat zou ik toch graag een bosje van die goudsbloemen willen hebben. Kun je die niet even voor me gaan plukken?"

"We weten helemaal niet wie daar woont!" zei de man. "En het is ook niet erg netjes om bloemen te plukken uit de tuin van een ander."

"Hè, toe!" zei de vrouw en ja, omdat hij zoveel van haar hield, klom hij toch maar over de muur en begon een bosje te plukken.

Opeens hoorde hij een griezelige stem die zei: "Hoe durf jij hier mijn goudsboemen te stelen. Dat komt je duur te staan, mannetje. Ik zal je moeten straffen!" Naast hem stond een heks die hem woedend aankeek.

"Oh, neemt u mij niet kwalijk," riep de man geschrokken. "Maar ja, het komt zo, ziet u, mijn vrouw, hè, die verwacht een baby en nou zit ze de hele dag voor het raam. En dan ziet ze uw mooie goudsbloemen en verlangt ze zo naar die mooie bloemen, daarom ben ik ze gaan plukken. Begrijpt U?"

Maar de heks begreep niks, bleef woedend en gilde: "Niks mee te maken en als straf, als straf moet ik dat kindje van jou hebben als het geboren is. En als je me 't niet geeft, dan kom ik het halen!"

En toen verdween ze.  De man bracht zijn vrouw het bosje goudsbloemen. Hij was verschrikkelijk geschrokken en bang. Hij durfde zijn vrouw niks te vertellen.

Maar wat de heks gezegd had, dat deed ze ook. Want toen de baby werd geboren, het was een schatje, werkelijk waar, toen stormde het enge mens hun huisje binnen, graaide het kindje uit de wieg en nam het mee. De vader en de moeder die huilden verschrikkelijk en zochten overal naar hun kindje, maar ze vonden het niet.

Nou kon dat ook moeilijk, want de heks had het meegenomen naar een hoge toren midden in het bos. En in die toren was maar één kamertje helemaal bovenin. En daar verborg ze het kindje. Ze noemde het Goudsbloempje.

Nu was er in die toren geen deur en geen trap en daarom zette de heks er iedere dag een lange ladder tegenaan, zodat ze boven door het raampje kon klimmen om Goudsbloempje eten te geven. En dat deed ze zo jaren lang. Om precies te zijn 18 jaar lang. En toen was Goudsbloempje opgegroeid tot een schattig meisje met heel lang haar. Zo lang dat de heks de ladder op een dag kapot maakte en onderaan de toren riep: "Goudsbloempje? Laat je vlechten zakken!"

En Goudsbloempje stak haar hoofd door het raam en liet haar vlechten naar beneden hangen en die kwamen precies tot op de grond. De heks klom langs de vlechten naar boven. "Zo," zei ze, "En nu kan er helemaal niemand meer bij je komen, want de ladder heb ik kapot gemaakt." En ze zette het eten neer en lachte gemeen, want oh, het was zo'n slechterik, die heks!

Voor het arme Goudsbloempje was er toen geen redding meer mogelijk. Een hoge toren zonder deur of trap.

Tot op een dag er een prins op zijn paard door het bos reed. Hij kwam in de buurt van de toren en hoorde een meisje een droevig liedje zingen. En juist toen hij op zoek ging naar een deur, om het meisje op te zoeken, kwam de heks eraan.

Hij verstopte zich gauw achter een bosje en hoorde hoe ze riep: "Goudsbloempje laat je vlechten zakken!" Zo zag de prins hoe Goudsbloempje haar lange vlechten naar beneden liet hangen en hoe de heks daarlangs omhoog kroop.

Toen de heks weer verdwenen was, ging hij ook onderaan de toren staan en riep net zoals zij: "Goudsbloempje, laat je vlechten zakken!" En Goudsbloempje keek uit het raam en terwijl ze dat deed vielen haar lange haren naar beneden en de prins klom naar boven. Goudsbloempje schrok, want ze dacht dat de heks zich had betoverd in een leuke prins. Maar toen hij vriendelijk tegen haar begon te praten en haar vertelde hoe mooi ze zong en hoe mooi ze was, begreep ze wel dat hij niet die gemene mens kon zijn. En ze vertelde hem alles.

"Ik neem je onmiddellijk mee!" riep de prins. "Ja alsjeblieft," zei Goudsbloempje, " dat zou ontzettend fijn zijn, alleen, hoe wil je dat dan doen? Want jij kan wel naar beneden klimmen langs mijn vlechten, maar hoe kom ik eruit?"

Toen bedachten ze een plan. Ieder avond als de heks weg was, zou de prins komen en net zoveel touw meenemen als hij kon dragen. En al die stukjes touw kon Goudsbloempje dan aan elkaar knopen, net zolang tot het touw de grond raakte en dan kon ze daar langs naar beneden glijden en zo gebeurde het ook.

Toen de Prins al vier avonden was gekomen en Goudsbloempje al bijna genoeg touw had om uit de toren te vluchten, liep het op een dag helemaal mis.

De heks had gewoon het eten gebracht en was weer op weg naar huis. Maar opeens stond ze stil. "Hé," bedacht ze, "wat was dat eigenlijk voor touw daar onder het kussen op het bed? Wat doet Goudsbloempje daarmee? Wie heeft dat daar gebracht?" En snel liep ze terug en riep met een verdraaide stem: "Goudsbloempje, laat je vlechten zakken!"

En Goudsbloempje die de stem van de heks niet herkende, keek verrast naar buiten en daar vielen de vlechten en in een wip was de heks boven. En wie zag ze daar? De prins, want die had geen tijd genoeg gehad om zich te verstoppen.

De woedende heks pakte de prins en gooide hem in een zwiep uit het raam naar beneden, waar hij midden tussen de doorns terecht kwam. En de heks riep: "Van nu af aan ben je blind!" En de prins kon op slag niets meer zien. Hij riep: "Goudsbloempje, Goudsbloempje, waar ben je? Alles is donker! Goudsbloempje, help me." En Goudsbloempje boog zich uit het raam en zag daar beneden de prins liggen waarvan ze zoveel hield, maar die ze niet kon helpen. Ze huilde dikke tranen. En toen vielen er twee van die tranen als grote geneeskrachtige goudsbloemdruppels op de ogen van de prins. En op dat moment werden die ogen weer goed en helder en zag hij hoe de heks met een verschrikkelijke knal uit elkaar spatte en in duizenden stukjes door de lucht vloog. Zo kwam alles uiteindelijk goed. Goudsbloempje gleed snel langs het touw naar beneden en viel in de armen van de prins. De prins zette haar op zijn paard en nam haar mee naar zijn paleis. Daar zijn ze getrouwd en ze kregen zeventien kinderen. En van de heks hebben ze nooit meer iets gezien of gehoord.