Junifee

(geïnspireerd door een Duits verhaaltje)

 

Het was een mooie warme dag in juni, om precies te zijn 20 juni, de dag vóór Midzomer. In het kleine dorpje aan de rand van het bos was het een drukte van belang. Zoals ieder jaar waren alle inwoners groot en klein vol spanning voor wat zou gaan komen. De kinderen Ula en Rafer woonden samen met hun ouders en oma in het blauwe boerenhuisje aan de rand van het dorp. Aan de overkant van hun weide konden ze zo het grote bos in lopen. De kinderen keken al weken uit naar het Midzomerfeest, ze waren druk en konden er zelfs al een paar dagen niet goed van slapen Maar nu was het gelukkig nog maar één nachtje.

Niet alleen de mensen, ook de dieren, planten en bomen waren deze dagen opgewonden. Alles en iedereen vroeg zich af: 

"Zou de zomer morgen in het land terugkeren?

En zou zíj ook weer komen?" 

In het bos en het dorpje was iedereen al dagen vrolijk en druk in de weer. De eekhoorntjes hingen slingers op in de bomen rond de open plek in het bos. De vogels oefenden hun zomerse feestliedjes en in de keukens bakten de mensen taarten van de eerste aardbeien en bessen.

Ook de vader van Ula en Rafer bakte de ene na de andere heerlijke taart voor het feest van morgen. Hij stond in het hele dorp bekend om zijn taarten. Net iets lekkerder dan alle andere taarten in het dorp. Hij stopte er een geheim ingrediënt in en noemde dat een vleugje magie. Nee, moeder, oma kregen echt de kans niet om in de keuken te komen deze dagen. Zij plukten manden vol zomers fruit en maakten boeketten van margrieten, korenbloemen en klaprozen.

Een groep dorpelingen sprokkelde hout en stapelde het op in het midden van de open plek, zodat er op Midzomeravond een feestvuur gemaakt kon worden. Terwijl er door de grote mensen en de dieren druk gewerkt werd om het feest voor te bereiden, dansten en zongen Ula en Rafer samen met alle andere kinderen in een grote kring tussen de boterbloemen en geurende grassen in het weiland naast hun huisje. Die avond moesten ze allemaal vroeg naar bed, zodat ze de volgende dag de Midzomernacht mee konden feesten. Die nacht vielen Ula en Rafer na lang woelen in slaap en net als veel kinderen droomden ze die nacht van grote vuren én van 'haar'.

Heel ver weg aan de andere kant van land, kwam Vader Zon de volgende dag weer op. Het was eindelijk de dag van Midzomer. En met zijn opkomen op déze dag ontwaakte ook de Junifee. Dat deed zij ieder jaar op 21 juni. Junifee rekte zich eens goed uit na een lange slaap van maanden en maanden. Ze schudde haar lange haren los en voorzichtig bewoog ze haar lijf, armen, benen en liet ze haar vleugels  trillen in de zachte ochtendwind. "Ach wat heerlijk" zuchtte fluisterend. "Ik mag de zomer weer terugbrengen in de landen" 

Zo licht als een vlinder begon ze te bewegen en vloog naar een witte bloemkelk. "Lieve mooie bloem, ben je al wakker?" vroeg ze. De kelk opende zich en begroette Junifee blij. Junifee dronk wat nectar uit de bloem en streelde zacht haar blaadjes en zei: "mmm wat smaakt dat lekker, dank je wel mijn lief." En daarna ging ze op weg. Dansend en zingend vloog ze door velden en bossen en ze voelde zich bijna knappen van geluk.

Uitgelaten omhelsde ze alle bomen die ze onderweg tegenkwam. 'Ha, lieve boom, ik ben er weer!'

Ze zwaaide vrolijk naar alle bloemen en kruiden en gaf zoete kusjes aan de eerste vruchten die aan de struiken hingen. Af en toe bleef ze even op een tak zitten om te genieten van het concert van een vroege merel. Stiekem zong ze zachtjes mee.

Overal waar ze langs kwam begon de natuur te stralen.

Junifee genoot van deze eerste zomerdag en wilde het liefst dat er nooit eind aan kwam.

"Hoera!" riep ze uit en zong haar lied:

"Het is zomer, de dag is lang, de nacht is kort,

het is zomer hoort, zegt het voort!

Het is zomer, ik neem de heldere nachten mee

Breng de zomer in het land. Ja, ik ben het: dé Junifee!"

Zo ging ze de hele dag door. Ze bezocht iedere uithoek van het land en begroette iedere levende ziel met haar zomerse boodschap.

Het was inmiddels heel laat op de avond en eindelijk donker geworden toen Junifee aan kwam in het bos bij het dorp van Ula en Rafer. Ze zag door de bomen heen het licht van het feestvuur schijnen en hoorde de dorpelingen zingen, dansen en lachen.

De dieren zaten hoog in de bomen en genoten van het feest op de open plek in het bos. Zacht vloog Junifee tussen de bomen door naar de openplek en landde zacht op het mos aan de rand van de open plek. Ula zag haar als eerste en riep blij uit: "Daar is ze, de Junifee ze is er!" Dit was het moment waarop ze zich de hele avond allemaal hadden verheugd. 

Daar spreidde de Junifee haar armen en duizenden kleine ronde lichtpuntjes tuimelden uit haar zilverkleurige mantel en verlichtten de avondhemel. De lichtjes dansten in het rond en spatten uiteen in miljoenen vonkjes die zich verspreidden tussen struiken, grassen, bomen, heggen, weilanden, velden en bossen. 

Ze zagen eruit als gouden elfjes die zweefden en dwarrelden door de lucht en ze maakten de korte nacht helder en vol kleuren.

'Oh, de elfjes van juni zijn er!  Zie je ze?’ Riepen de mensen blij tegen elkaar.

En op die lange eerste zomeravond, waarop het maar niet donker wilde worden, vierden ze feest met vuren, muziek en dans.

“Het is een magische nacht” zeiden ze tegen elkaar en verwonderd keken ze naar de flonkerende lichtelfjes. “Ze brengen ons geluk en een mooie warme zomer. Dank je wel, lieve Junifee!”

“Tsssss, het is allemaal bijgeloof en onzin” zeiden anderen die niet in magie en elfjes geloofden. “Deze kleine lichtjes zijn gewoon vuurvliegjes!”

Toch keken ook zij alsof ze betoverd waren en met bonzende harten staarden ze naar de zee van dansende lichtjes in de donkere nacht en heel zachtjes fluisterden ze tegen elkaar: “Zijn ze niet magisch mooi?”

Ja, magisch, glimlachte de Junifee toen ze dat hoorde en ze spreidde haar mantel weer uit om de volgende zwerm sprankelende lichtelfjes te verspreiden. De midzomernacht was nog jong, net als de zomer zelf. Vanaf die dag weet iedereen dat als je vuurvliegjes in de zomer ziet, het de lichtelfjes van de Junifee zijn.