De Wilde Jacht: Nacht in de houthakkershut

 (het vierde verhaal van een houthakkersfamilie)

 

Het was bijna middernacht in de houthakkershut.  De grootvader, die te oud en te stram was om nog bomen te kappen, deed het huishouden en kookte voor zijn zonen, kleinzonen en neven en neven van neven.

Hij legde zijn mandvlechtwerk opzij, gooide nog wat blokken op het vuur en stond op om de deur te sluiten.

Sommige mannen lagen al te snurken in het stro, gewikkeld in hun warme wollen dekens. De oude man stond met de deur in zijn hand en luisterde én keek.  Het leek alsof er in de verte iets vreemds bewoog in het bos. Zelfs de mannen die nog wakker waren luisterden naar het vreemde geluid. Het kwam steeds dichterbij. Hij zag een sliert licht zwaaien en schaduwen werpen tussen de bomen. Hij hoorde de raven overvliegen. En in steeds smallere cirkels trok het licht richting de open plek waar de hut stond. Plots kwam er een vrouw, van zeldzame schoonheid, met lang fladderend haar, half gekleed over het mos aan rennen. Achter haar zag hij een menigte woedende honden en jagers op zwarte paarden en vooraan, zittend op zijn grote witte schimmel Sleipner, Wodan zelf.

De vrouw hief smekend haar handen op om binnen gelaten te worden. Snel kwakte de oude man met een krachtige ruk de deur achter haar dicht. Buiten renden en huilden de jagers rond de door hem getrokken magische cirkel.

Toen brak er een enorme storm los over de hoofden van de bange houthakkers. Het leek alsof het huis schudde en de grond inzakte. Als een donderslag klonk de bevelende stem van Wodan: “Duw de vrouw eruit of jullie zullen allen gedood worden!”

Door een scheur in het dak zagen ze flitsen van fel vuurlicht alsof het hele bos in lichterlaaie stond. Sommige mannen renden naar de deur om te vluchten anderen gilden we gaan de strijd aan. Maar de oude man bleef kalm en blokkeerde de deur met zijn lichaam.

“Mevrouw” schreeuwde hij tegen de in doodsangst in elkaar gedoken vrouw. Trek uw jurk uit en bedek uw naakte lichaam met deze deken” terwijl hij haar een wollen deken toewierp. “Jorg,  pak een bezem en touw” met trillende handen pakte Jorg de spullen en in opdracht van de oude man maakte hij van de jurk en de bezem een soort pop. Voorzichtig opende de oude man de deur op een kier en stak de pop langzaam naar buiten. “Neem wat van jou is” riep hij zo hard hij kon “en laat ons het onze doen!” Met een krachtige ruk greep iemand van bovenaf de pop. Vlug deed hij de deur weer dicht en ze hoorden de Wilde Jacht langzaam verdwijnen. Toen ze niets meer hoorden, keken alle houthakkers naar de vrouw. De volledig uitgeputte vrouw wilde met niemand praten. Een voor een zochten de houthakkers hun slaapplek uiteindelijk weer op, het werd stil in de hut en het vuur doofde langzaam. Toen de zon weer opkwam en de slapers ontwaakten, was de vrouw verdwenen. Op haar plaats lagen enkel nog wat stukjes van haar deken en hemd, die door het woedende leger van haar waren gescheurd.

Niemand wist waarom de vrouw persé gestraft moest worden, ook de oude man, die zo veel meer wist dan anderen mensen, had geen idee.

 

Wat hij wel wist, is dat niemand in de Joeltijd een straf of beloning van Wodan kan ontlopen.