De Sterrendaalders

 

Er was eens een klein meisje. Haar vader en moeder waren gestorven en zij was zo arm dat zij zelfs geen kamertje had om in te wonen, geen bed meer had om in te slapen en tenslotte helemaal niets meer, behalve de kleren aan haar lijf en een stukje brood in haar hand dat ze had gekregen van iemand met een groot hart, die medelijden met haar had.

Maar het meisje was lief en goed en omdat zij geen huis en haard meer had en helemaal alleen op de wereld was, besloot zij te vertrekken uit het dorpje waar ze met haar vader en moeder had gewoond.

Zo trok zij vol vertrouwen in de steun en bescherming van Moeder Aarde de wijde wereld in.

Ze liep uren en uren door heuvels en dalen en kwam op een gegeven moment bij een kleine weide.

Ze zag dat achter de weide het bos begon, daar wilde ze naar toe. Daar was vast wel een beschut plekje te vinden op het zachte mos om in de nacht te schuilen en te slapen.

Ze liep het weiland in. Daar ontmoette zij een arme man die zei: "Ach lief

kind, geef mij iets te eten, ik heb zo'n honger".

Het lieve kind gaf de hongerige oude man het hele én enige stukje brood dat ze had en zei: "Moge Moeder Aarde het zegenen" en ze liep verder over de open vlakte.

Toen kwam ze een kind tegen dat liep te huilen en jammerend zei: "Ik heb het zo koud op mijn hoofd, toe geef mij iets waarmee ik mijn hoofd kan bedekken". Het lieve meisje zette haar eigen mutsje af en gaf het aan het kind. En weer liep ze verder door het veld in de kou en toen zij weer een tijdje gelopen had, kwam er weer een kind en dit kind had geen truitje aan en had het koud. Het lieve kleine meisje trok onmiddellijk haar eigen dikke warme trui uit en gaf het aan het kind. En nadat zij weer een eindje verder gelopen had, vroeg weer een ander meisje om een rokje en ook nu gaf ze haar eigen rokje weer weg.

Eindelijk was ze de weide overgelopen en kwam ze aan in het bos, het was al donker geworden en meisje ging op zoek naar een plekje om te kunnen slapen. Plotseling kwam er nog een kind en die vroeg om een hemdje en het lieve meisje dacht: ach de nacht is donker, niemand die het ziet, ik kan mijn hemdje best weggeven aan iemand die het nodig heeft en zij trok

haar hemdje uit en gaf het weg.

Daar stond dat lieve kleine meisje helemaal in haar blootje en  toen er plotseling sterren uit de hemel begonnen te vallen die op de aarde veranderden in klinkende zilveren daalders.

Ze merkte, hoewel zij net haar eigen hemdje had weggegeven, dat ze weer een nieuw prachtig hemdje aan had en dat was gemaakt van het allerfijnste linnen. Ze pakte met haar handjes twee punten van de zoom van het hemdje op en zo ving zijn de zilveren geldstukken op, die als sterren uit de hemel vielen.

Zo werd zij van een arm meisje, zonder huis, bed, kleren en eten een rijk meisje. Ze kocht een klein huisje en met genoeg zilveren daalders voor de rest van haar leven, leefde ze nog lang en gelukkig……..