Lotdagen: De wagen van Vrouw Holle

(naar een sprookje van Karl Paetow)

 

Lang geleden in de tijd van de 12 Lotdagen, tussen Joel en de Jaarwisseling, gebeurden er vaak vreemde dingen. En de mensen wisten dat Vrouw Holle dan over de aarde rond ging. Op een van die dagen liep een arme houthakker, Hidde genaamd, met een bijl op zijn schouder op weg naar huis door het grote bos. Daar zongen de wilde vogels alsof het mei was. Hidde luisterde met verbazing naar de mooie liedjes en dacht voldaan aan al het werk wat hij die koude winterdag had afgekregen en verlangend naar huis, ging hij wat sneller lopen.

Want thuis wachtte zijn jonge vrouw op hem met zijn pasgeboren zoontje. De verse sneeuw glinsterde kristalhelder onder de zilveren maan. Terwijl hij verder door het bos liep en aan thuis dacht stootte hij plotseling met zijn linkervoet tegen iets wat leek op een bolvormige wortel. En bijna op hetzelfde moment stak er een vreemde nachtwind op. Die wind tilde Hidde op en liet zijn kleren opbollen als de zeilen van een boot en voerde hem door de lucht mee.  Daar vloog hij ineens hoog over een sprookjesachtig Joelbos, want het leek wel of alle bomen vol met kleine sterretjes waren behangen. Het hele bos straalde en gaf een magisch licht af dat steeds helderder werd. Hidde vloog inmiddels met open mond van verbazing, want het leek wel alsof al die bomen uit één enorme wortel groeiden, alsof het hele bos slechts één enkele machtige boom was die een schitterend licht verspreidde.

Toen zag hij ineens in de verte een razende windvlaag aankomen met in het midden een witte wagen, getrokken door twee wilde witte paarden. In de wagen zat een vrouw in witte kleding. 

Met veel kabaal kwamen paard en wagen tot stilstand, vlak voor Hidde's neus, die nu stil in de lucht hing.

"Je bent naar me toegekomen, precies zoals mij is voorspeld!" En de witte vrouw boog zich naar Hidde toe.

"Neem snel je bijl en repareer mijn wagen. Maar let op dat je de wig van het beste en hardste hout maakt. Want hij zal hemel en aarde bij elkaar moet kunnen houden, weet als mijn wagen breekt, dan valt de wereld uit elkaar. Dus schiet op en doe je werk goed. Want de grootste dingen hangen af van het kleinste werk!''

Meteen gooide Hidde zijn bijl van zijn schouder, knielde naast de wagen en bekeek deze schade. De wigbout van het linkerwiel was versplinterd en het wiel kon er elk moment aflopen. Toen keek hij op naar de vrouw en zei: "Als je snel helpt, help je twee keer!"

Zonder aarzelen dook hij naar beneden tussen de bomen en hakte de stevigste boom die hij kon vinden om en van het beste stuk hakte hij vliegensvlug een stevige wig, terwijl de houtsplinters in het rond vlogen. Toen sloeg sloeg hij met de nieuwe wig het wiel weer goed vast aan de wagen. De paarden trokken snuivend en hinnikend aan de gouden kettingen en zetten de wagen met de vrouw weer in beweging.  "Neem de houtsplinters, daar zit je loon in!" riep ze de houthakker na, toen ze de lucht vloog. En voor Hidde het wist was zij verdwenen in de schemerige nacht van het magische bos. 

Bedachtzaam deed Hidde zijn kraag omhoog en gooide de bijl weer over zijn schouder. Hij lette niet meer op de houtsplinters die overal lagen en begon zo snel als hij kon naar huis te rennen, terwijl hij zich af vroeg wat de betekenis van deze ontmoeting kon zijn en waarom zo'n edele vrouw hem betaalde met afval als houtsplinters. Na een tijdje merkte hij dat er iets in zijn laars zat, wat hoekigs deed pijn aan zijn hielen en lopen ging bijna niet meer. Hidde ging uiteindelijk op een boomstronk zitten en trok zijn laarzen uit, schudde ze uit en deed ze weer aan. Toen zag hij twee hoopjes schitterende splinters  voor zijn voeten liggen. Ze glinsterden in het maanlicht als zuiver goud. En Hidde begreep ineens dat de kostbare gouden splinters van niemand minder dan Vrouw Holle kwamen en dat het haar magische wagen was die hij had gerepareerd. 

Met een gelukkig hart kon hij terug naar zijn vrouw en kind en trots liep hij met zijn waardevolle loon de hut binnen. Daar vertelde hij over zijn avontuur, de magische ontmoeting met Vrouw Holle en legde uiteindelijke de kleine goudschat in de schoot van zijn vrouw. Vanaf die dag ging het Hidde en zijn gezin goed, alles wat hij in zijn handen nam, groeide en bloeide en het verhaal van zijn geluk werd ook gehoord door een luie jongen uit het dorp, die dacht dat hij negen keer wijzer was, zoals dwazen zo vaak denken.

De luie jongen vertrok het jaar daarop tijdens de 12 Lotdagen naar het bos en slenterde er met een bijl rond. En op een dag ontmoette hij Vrouw Holle met haar wagen. Ze leunde over de zijkant en vroeg de luie jongen streng wat hij daar deed. Die stond te trillen op zijn benen en stotterde moeizaam: " Ik kom met mijn bijl uw wagenwiel repareren en dan mijn loon te ontvangen" 

Vrouw Holle reageerde woedend: "Ik heb de wagen zelf al gerepareerd. Maar omdat jij uit hebzucht je bijl aanbiedt, zal je een beloning uit je bijl krijgen."

En nog voor ze uitgesproken was begon zijn bijl vanzelf in het rond te hakken en veranderde de luie jongen in een kromme bultige man. Op dat moment trokken de paarden aan hun tuig en Vrouw Holle en de wagen vlogen weg in de schemering van de nacht.

De luie jongen keerde terug naar naar huis en zijn kromme manke lichaam droeg hij mee als teken van schuld.

Toen het weer Joeltijd was en de jongen vol van spijt was, raadde de gelukkige houthakker hem aan, Vrouw Holle nogmaals te zoeken en met heel zijn hart om hulp te vragen. En zo ging de jongen tijdens de volgende 12 Lotnachten weer het bos in. Vrouw Holle kwam ook weer aanrijden, hield haar paarden in, boog voorover en vroeg wat hij wilde. De kromme jongen zei dat hij grote spijt had van zijn hebzucht en gedrag in het voorgaande jaar en vroeg Vrouw Holle om vergiffenis voor het beledigen van haar. 

Toen stak de edele vrouw haar hand op en glimlachte: "Weet je, je hebt mij toen niet beledigd, maar jezelf.”

Nauwelijks had ze dat gezegd of de kromme jongen stond weer rechtop en al zijn bulten verdwenen. Hij voelde zich herboren en wilde Vrouw Holle bedanken, maar ze was al verdwenen.  De jongen begreep ineens dat zelfs als hij nooit een goudsplinter zou krijgen, hij toch het mooiste Joelgeschenk mee naar huis mocht nemen: een gezond en recht lichaam. Gelukkig stapte hij door de sneeuw terug naar het dorp en daar leefde hij nog lang en gelukkig als een ijverige man.