Het wonder van het licht.

(naar een Duits sprookje)

 

In land ver van hier vandaan leefde een koning die twee zonen had. De oudste zoon was prins Tondar en de jongste prins Bandar. Ze woonden in een mooi kasteel met veel torentjes vlak aan zee. Het mooiste deel van het kasteel was de grote troonzaal. Daarin kon de koning wel tweeduizend gasten tegelijk ontvangen. Soms gaf hij daar grote feesten waarvoor hij ook altijd een groep mensen uit het volk uitnodigde. Het volk hield veel van de koning want hij was goed en rechtvaardig.

Maar de koning maakte zich steeds meer zorgen, hij werd ouder en voelde dat hij minder sterk werd. Hij dacht zelfs dat hij misschien wel niet lang meer te leven zou hebben. En wat moest er dan van zijn koninkrijk terecht komen?

Ja, de oude koning lag er hele nachten wakker van, want hij had nog geen idee welk van zijn twee zoons het meest geschikt was om hem op te volgen.

Het werd tijd om een keus te maken en na 7 dagen en nachten denken had hij een plan. Hij riep daarom zijn zoons en álle ministers bij zich in de troonzaal.

Daar zat de oude koning op zijn troon en hij begon plechtig en met duidelijke stem te spreken:  ' Zoons, ik voel dat mijn einde nadert en één van jullie zal mij moeten opvolgen en het land regeren.

Ik houd van jullie allebei evenveel en omdat ik niet weet wie van jullie de beste koning zal zijn, zal ik jullie een opdracht geven. Wie van jullie deze opdracht het beste volbrengt, zal na mij koning worden.'

De jongens keken verwonderd en tegelijk bezorgd naar hun vader. Ze zagen ineens hoe oud en breekbaar hun vader eigenlijk was en begrepen dat het belangrijk voor de koning was om te weten wie van hen de volgende koning zou kunnen worden. Ze vonden het dus een goed plan en vroegen: 'Vader, wat moeten we doen?'

De koning haalde uit de zak van zijn koningsmantel een klein buideltje dat hij opende en hij sprak: 'Kijk, ik geef ieder van jullie één goudstuk. Koop daarvoor iets wat deze grote troonzaal helemaal kan vullen van de vloer tot aan het dak, van muur tot muur. Er mag geen enkele hoek, hoe klein ook, leeg blijven! En als je het gevonden en gekocht hebt, dat moet je het zelf binnen één dag naar deze troonzaal brengen. Ga nu mijn zoons en denk heel goed na over wat je zult kiezen, want je krijgt maar een kans'

De twee prinsen namen afscheid van hun vader en verlieten de troonzaal. Beiden pakten ze een tas in en zadelden hun paard. Toen ze buiten het kasteel waren, omhelsden ze elkaar en wenste de een de ander succes, want de broers

hielden veel van elkaar en gunden elkaar het beste.

De oudste zoon Tondar reed richting het zuiden. Bandar, de jongste, spoorde zijn paard aan en

verdween naar het noorden. De oude koning stond voor het raam van de troonzaal en keek de jongens na, vol vertrouwen op een goede uitkomst.

Tondar keek rond in alle steden en dorpen in het zuiden of hij iets zag waarmee hij voor dat ene goudstuk de hele troonzaal kon vullen, maar het was moeilijker dan hij had gedacht. Na een hele dag rijden had hij nog geen enkel idee,  tot hij tegen de avond een boer zag met een wagen hoog volgeladen met stro. De boer had de hele dag gehooid en was op weg terug naar zijn boerderij.

‘Wacht, stro is niet duur’ dacht de koningszoon ‘en het is ook heel veel, daarmee kan ik de zaal van mijn vader zeker vullen en dan word ik de nieuwe koning!’

De oudste prins vroeg de boer of hij het stro van hem mocht kopen. Gelukkig wilde de boer zijn stro wel voor een goudstuk verkopen. De volgende morgen liet de koningszoon het stro op grote wagens naar het paleis brengen. De hele dag was Tondar bezig het stro in de troonzaal te brengen. Maar toen het donker werd was het stro op en de zaal nog maar half gevuld. Teleurgesteld ging Tondar naar zijn kamer en de volgende dag liet hij al het stro terugbrengen naar de boer.

De koning en zijn ministers wachtten nu gespannen op de jongste zoon.

Zou Bandar er wel in slagen de troonzaal helemaal te vullen?

Op de derde dag kwam de jongste zoon eindelijk terug bij het kasteel.

Hij liep binnen door de zware poort en haalde uit de zadeltas van zijn paard een kist. ‘Heeft hij nu alleen maar een bruine houten kist bij zich? ’

fluisterden de koning, de ministers en prins Tondar verrast tegen elkaar.

‘Wat zou daar nu in kunnen zitten en zou dat genoeg zijn om een hele zaal mee te vullen?’

Bandar zei niets en droeg rustig de kist de lege troonzaal in en deed de deur achter zich op slot.  Toen opende hij de kist en haalde er allemaal kleine olielampen uit, die hij voor zijn goudstuk had gekocht. Hij zette ze overal in de zaal neer, op de tafels, de kasten, op de grond en in de vensterbanken. Hij vulde ze met olie en toen de zon onderging stak hij alle lampjes aan. Nadat het helemaal donker was geworden, ging hij naar zijn vader en zei: ‘Vader ik ben klaar met de opdracht, wilt u komen om het te zien?’

De koning volgde met de ministers en Tondar, zijn jongste zoon Bandar naar de koningszaal. Toen zijn jongste zoon de deur voor hen had geopend, bleven ze allemaal vol verbazing staan.  De héle troonzaal was gevuld met het zachte licht van de olielampjes. In geen enkele hoek was het donker. De grote zaal was vol met licht. Het was magisch om te zien. De oude koning liep naar zijn jongste zoon legde zijn handen op de schouders van Bandar en zei: ‘Mijn zoon, je hebt wijs gehandeld en de opdracht goed vervuld. Jij zult na mij de koning zijn, jij bent mijn kroonprins’

De ministers en ook zijn broer Tondar riepen: ‘Ja, hij zal koning zijn,  Leve kroonprins Bandar!'

En de ogen van de jongste koningszoon straalden als het licht van honderd olielampjes...…….