De voorspelling op oudejaarsavond

(Een Drents volksverhaal)

 

Lang geleden in de tijd net na midwinter leefde er in een klein dorpje op de zandgronden in het hoge noorden een kleine stam. Ze woonden in kleine lage boerderijtjes. Met daken tot bijna op de grond van riet en gras.  De mensen woonden samen met hun dieren. Aan een kant van de boerderij leefden de mensen en aan de andere kant stond het vee. De mensen waren niet rijk maar hadden genoeg. Er waren graan, noten en wortelen voor de komende winter opgeslagen en er hingen stukken vlees te drogen in het rookkanaal boven het vuur. Het was de tijd van de 12 Lotnachten.

De stamleden van groot tot klein wisten dat ze tijdens deze nachten belangrijke boodschappen over het komende jaar konden krijgen. Via dromen, elfen, kabouters, bomen, wolken en dieren.

Als je maar goed luisterde en keek. Het was de een na laatste Lotnacht: oudejaarsnacht. En juist op die nacht, precies op middernacht kunnen de dieren met elkaar spreken en vertellen elkaar allerlei geheimzinnige dingen.

Dat wisten de mensen ook en menigeen, was nieuwsgierig naar wat de dieren elkaar te vertellen hadden. Sommigen probeerden ze af te luisteren, maar hoorden soms dingen die ze achteraf liever niet hadden gehoord.

In het kleine dorpje woonde Aldegrim met zijn vrouw Jutta en hun 4 kinderen. Aldegrim was een nieuwsgierig man.

Op die laatste avond van het jaar, kroop hij van zijn slaapplek af. En terwijl iedereen al lag te slapen op de warme schapenvachten rond het vuur, ging hij zachtjes in de hoek staan waar het vee stond en wachtte af tot het middernacht werd. Hij twijfelde wel of het waar was, dat de dieren zouden spreken, maar omdat hij zo graag wilde weten of  ze iets over het komende nieuwe jaar zouden vertellen, was hij toch maar opgestaan.

Gespannen luisterde hij naar de geluiden in zijn kleine boerderij. Hij hoorde het vuur knisperen, de diepe ademhaling van Jutta en de kinderen, wat ritselende muizen en het kraken van de houten dakbalken. 

De dieren in de hoek snoven en dampten uit hun neuzen. Het was koud hier in de hoek uit de buurt van het vuur en Aldegrim dacht: “Ik lijk wel gek om hier in die kou te gaan wachten op pratende dieren.” Zijn gedachten werden verstoord want ineens hoorde hij tot zijn grote verbazing een stem, het was het paard. “Zo dat is weer een jaar voorbij” zei zijn trouwe helper. “Ja” antwoordde de koe “en het was een goed jaar, beter dan het komende jaar, dat zal niet zo best zijn”. 

Het paard zuchtte diep: “nee, het benauwt me erg als ik er aan denk”.

“Mij ook” antwoordde de koe. “Maar voor jou is het veel erger” vervolgde hij. 

"Och, de boer was altijd zo goed voor mij en dan te denken, dat ik hem zelf wegbrengen moet." zei het paard zacht.

“Ja en je ontkomt er niet aan" zei de koe. "Nee," zuchtte het paard, "daar heb je gelijk in, ik kan er niet aan ontkomen.

Maar 't is nog geen mei."

En daarna werd het weer stil. Paard en koe stonden weer met hun kop omlaag te snuiven en keken weer even onnozel als toen Aldegrim net in de hoek was gekropen. Het waren maar enkele minuten geweest, maar het leek voor Aldegim alsof in die paar tellen zijn hele wereld  op zijn kop gezet was en de zon nooit meer zou gaan schijnen.

Toen hij in de kleine boerderij rondkeek, zag alles er precies hetzelfde uit als enkele minuten geleden, maar het leken wel jaren, jaren die hem aan het eind van zijn leven hadden gebracht.

“Het eind van z'n leven! Was dat soms de verborgen boodschap in de weinige woorden die de dieren hadden gewisseld met elkaar?” dacht hij hoofdschuddend. Langzaam liep hij door de ruimte terug naar het vuur en zocht zijn slaapplek weer op om te gaan slapen. Maar hoe hij zich ook draaide, hij kon de slaap niet vatten. Jutta werd er wakker van, begreep niets van zijn onrust en vroeg hem wat er aan de hand was. Nors antwoordde hij dat ze stil moest zijn.  De dagen gingen voorbij en de arme boer kon alleen nog maar denken aan een manier om zijn noodlot te ontlopen. Jutta probeerde op allerlei manieren achter de reden van Aldegrims somberheid te komen. Maar het lukte haar niet.

Op een dag besloot Aldegrim ten einde raad zijn paard te verkopen, hij dacht dat dit een slim plan was en verkocht het paard aan een boer die heel ver uit de buurt woonde, zodat er geen kans meer was dat het paard Aldegrim zou kunnen “wegbrengen.”

Hij kocht voor zichzelf een ander paard en voelde zich wat geruster, ondanks hij zijn eigen paard miste bij al zijn werk op het land.

Op een dag werd de oude boer van de boerderij naast Aldegrim ziek en na een week ging hij dood.  Omdat de man geen gezin had werd de boerderij overgenomen door een andere boer.  En laat dat nou de boer zijn aan wie Aldegrim zijn paard had verkocht.

Het was de maand mei dat deze boer met Aldegrims oude paard in de boerderij naast Aldegrim trok.

De angst sloeg Aldegrim om nu het hart en hij durfde zelfs zijn huis niet meer uit, bang om buiten een ongeluk te krijgen.

Zijn vrouw en kinderen begrepen er niets van, er was zo veel werk op het land te doen. Waarom bleef hij toch binnen?

Toen kwam de dag, waarop hij op de balkenvloer boven het staldeel van de boerderij was geklommen, hij lette even niet op en viel door een gat naar beneden met zijn hoofd op de harde vloer. Daar brak hij binnenshuis zijn nek en was op slag dood.

En zo gebeurde het op een zonnige dag in mei dat een treurende stoet naar de grafheuvel buiten het kleine dorpje liep.

De wagen werd getrokken door het paard van de nieuwe buurman en Aldegrim werd alsnog door zijn eigen paard “weggebracht”. Hoe hij ook zijn best had gedaan, de arme Aldegrim had niet aan zijn lot kunnen ontkomen.

Nee, niet iedereen wil weten wat de dieren elkaar toefluisteren om middernacht die laatste dag van het jaar….. jij?