Hjuki en Bil
(geschreven voor kleine kinderen naar een Noordse mythe)
Lang geleden in de tijd van de Vikingen, leefden er een kleine jongen Hjuki met zijn zusje Bil onder aan een hoge berg. Ze woonden daar met hun vader.
Hun vader was een vreselijk gemene man. De kinderen moesten de hele dag hard van hem werken en als het niet snel genoeg ging schreeuwde hij en sloeg ze met een stok. Wat de kinderen niet wisten dat hoog in de lucht de maangod, Máni naar hen keek. Hij voelde zich alleen op de maan en keek daarom vaak naar de kinderen. Máni wilde Hjuki en Bil wel helpen maar hoe? Hij had het best wel druk.
Dag en nacht vloog hij met zijn maanwagen, getrokken door paarden, door de hemel. Steeds probeerde hij de wolf die hem achtervolgde voor te blijven.
Want als de wolf Máni te pakken zou krijgen, betkende dat het einde van de maan en eigenlijk van alles.
Tot op een late avond in april. Máni zag dat Hjuki en Bil door hun vader de berg opgejaagd werden om water uit de bron te halen. Bang renden de kinderen naar boven. Hjuki vulde de emmer met water, wat was die zwaar. Hij kreeg hem bijna niet uit de bron omhoog. Toen kwam Máni en hij hielp de kleine jongen en zette de emmer voor zijn voeten neer. Toen droegen broer en zus samen de zware emmer stapje voor stapje de berg af. Maar Bil struikelde over een steen en het water viel uit de emmer. Hjuki en Bil rolden de berg af. Daar was Máni gelukkig weer. Hij trok de kinderen in zijn maanwagen en nam ze mee naar boven. Als Máni vol aan de hemel staat en je heel goed kijkt, kun je Hjuki en Bil met hun emmer in de bergen op de volle maan zien. En Hjuki in zijn eentje, zie je als het de halve maan is. De groeiende maan. En Bil haar eentje, zie je op de halve afnemende maan. En soms zie je de maan helemaal niet, dan zijn Hjuki en Bil even het hoekje om op zoek naar de nieuwe maan. Zo gaat het steeds opnieuw in 28 dagen, van volle maan tot volle maan.
Hjuki en Bil woonden graag bij Máni en wilden nooit meer terug naar hun gemene vader. Soms mochten ze mee met zijn maanwagen en vlogen ze samen hard door de lucht, achtervolgd door de wolf, die ze gelukkig tot de dag van vandaag nog niet te pakken heeft gekregen.