De Elfen van de seizoenen

 

In een klein dorpje ver weg in de bergen leefden eens een man en een vrouw. Ze woonden samen in hun huisje met twee oude rimpelige moeders. Het waren de moeders van de man en vrouw. zij zorgen voor de twee oude mensjes. Maar dat zorgen voor de twee moeders vond de vrouw eigenlijk helemaal niet leuk. Ze vond het zwaar en vermoeiend. Vooral voor haar schoonmoeder zorgen vond ze vervelend. Ze was tegen haar eigen moeder veel liever en ze zorgde ook veel beter voor haar. Tegen haar mans moeder deed ze steeds onaardiger. De arme oude moeder kreeg nog maar een klein bordje met weinig eten. Om de honger niet te voelen kauwde het oude moedertje de hele dag op een boontje. Dat boontje was zo hard dat zij hem niet stuk kon bijten en 's avonds voor ze ging slapen deed zij hem in een zakdoekje om hem te bewaren tot de volgende dag. Zo kauwde ze iedere dag op dezelfde boon....

De schoondochter werd steeds bozer op haar kauwende schoonmoeder en ze klaagde bij haar man: "Zie je wel hoeveel jou moeder ons kost, ze loopt de hele dag te eten!" De man ging erop letten en hij zag ook dat zijn moeder de hele dag liep te kauwen. Zo gingen de dagen voorbij. De moeder kauwde op haar droge boontje en de vrouw klaagde en klaagde over de moeder bij haar man.

Op een dag was de man alles zat en hij zette zijn moeder op een ezel. Vele uren liep hij met zijn ezel en moeder door de berge. Toen het donker was vond hij een grot. Daar bracht hij zijn moeder naar binnen, zette haar op een steen en ging er snel van door. En daar zat het arme oude moedertje, helemaal alleen in het donker. Wat voelde ze zich ellendig en in de steek gelaten daar in die stille grot midden in de natuur.....Plotseling hoorde ze een zacht geluid en keek op. Daar zag ze een stralende jongeman staan. "Moedertje" zei hij "Wat vindt u van de winter?" Het oude vrouwtje zei zachtjes: "Ach jongen toch ....... de winter..... dat is het seizoen vol vrede en hoop. De tijd om te rusten van al het werken op het land. De aarde die het zaad heeft opgenomen, laat het rustig slapen terwijl de grond gevoed wordt met regen. De mensen zoeken warmte rond het vuur en eten van de gedroogde vruchten en noten, die ze voor de wintertijd bewaarden. Ze zingen samen terwijl ze wol spinnen van de schapen die ze in de herfst slachtten. Het is een heerlijk seizoen. Ach, laten we Moeder Aarde danken voor de winter!" De jongeman boog voor de oude vrouw en zei: "Ik zal u belonen, omdat u echt dankbaar bent en van de winter houdt".

En toen verdween hij...…………..

En zie, bij de ingang van de grot stand een anderen jongeman, net zo mooi als de vorige. Hij vroeg: "Moedertje wat vindt u van de lente?" Met een glimlach antwoordde de oude vrouw: " Het voorjaar, de lente? Och, dat is een prachtig seizoen. De knoppen aan de bomen en struiken komen uit. Je ziet honderden kleuren groen. De eenden en kippen lachen hun kuikentjes toe die net uit het ei gekropen zijn en de lammetjes dartelen in de wei. Overal in de velden bloeien de lentebloemen en de bijen verzamelen zoemend de eerste honing. De mensen geven offers voor een goede oogst en vieren het nieuwe leven. Gezegend is Moeder Aarde voor de lente!" De jongeman boog voor de oude vrouw en zei: "Ik zal u belonen voor uw liefde voor de lente."

Nauwelijks was hij verdwenen of er verscheen een andere jongeman bij de ingang van de

grot. Hij ging voor de vrouw staan en vroeg: "Moedertje wat vindt u van de zomer?"

"De zomer? O, heerlijk dat is het seizoen van de rijkdom, de mooie tijd van alle gaven van

Moeder Aarde. De tijd dat alles groeit en rijpt. De vruchten aan de bomen en de groenten in de tuinen zijn klaar voor de oogst. De tarwe staat goudgeel op het land. De natuur zingt net als de mensen zingen terwijl zij werken op het land. Met hun liederen danken zij Moeder Aarde voor het beschermen van de oogst. Gedankt is moeder Aarde voor de zomer!" De jongeman met het schitterende gezicht boog en zei: "Voor uw dankbaarheid voor de zomer zal ik u belonen."

En weg was hij...…...

Toen kwam er een ernstige jongeman prachtig gekleed in warme kleuren. Hij had een boog om te jagen in de bossen bij zich. Plechtig boog hij voor de vrouw en zei: "Moedertje wat vindt u van de herfst?" "De herfst, mijn jongen, is het prachtige jaargetijde, waarin de noten geplukt worden en de druiven geperst. De laatste oogst, bieten en pompoenen worden binnen gehaald. Het is de tijd waarin de doden en levenden samenkomen. De mensenbranden kaarsjes om levende en overleden voorouders samen te brengen en ze zaten eten achter op de graven. Als al het werk gedaan is. is het tijd om samen te eten en het huis in orde te maken voor de periode van de winter die straks weer komt. Gezegend is Moeder Aarde voor de herfst!" Omdat u de herfst geprezen hebt, zal ik u belonen net als zij die hier voor mij waren." En hij vertrok....Maar zelfs nu de jongeman vertrokken was ging het moedertje door met het vertellen over de prachtige seizoenen en zie, bij alle woorden die zij nu sprak stroomden de goudstukken uit haar mond...…..

Op dat moment kwam haar zoon op zijn ezeltje aan, thuis gekomen had hij vreselijk veel spijt gekregen. Hoe had hij zijn oude moeder daar alleen achter kunnen laten….? Hij kwam haar nu ophalen om haar weer mee naar huis te nemen. Hij riep haar en terwijl ze hem antwoord gaf, stroomden de goudstukken uit haar mond. De zoon raapte ze verbaasd op en deed ze in zijn broekzak. Hij omhelsde zijn moeder, vroeg om vergeving en bracht haar terug naar huis. Toen ze thuis waren, liet

hij de goudstukken aan zijn vrouw zien. Die kon haar ogen niet geloven en omdat ze nogal hebberig was bedacht ze gelijk dat ze haar eigen moeder ook wel naar de grot konden brengen. Haar man vond het een goed idee en nu zette hij zijn

schoonmoeder op de ezel en vertrok met haar de bergen in. Tegen de avond kwamen ze aan bij de grot. De man zette zijn schoonmoeder op dezelfde steen waarop hij zijn moeder had gezet en liet haar achter. En ja hoor, daar kwam de eerste

jongeman tevoorschijn en vroeg: “Moedertje wat vind je van de winter? De oude vrouw die nooit tevreden was antwoordde: “De winter, bah, een afschuwelijk seizoen. Te koud om naar buiten te gaan, je zit de hele dag tussen vier muren.

Vers eten is er niet te vinden, nee houd de ellende van de winter ver van mij”. De eerste jongeman verdween en de twee man nam zijn plaats in. “Moedertje” zei hij “Hoe denk je over de lente?” “De lente, het voorjaar? Dat is het seizoen van het vocht en de reumatiek. Alles is nat. De huizen krijg je niet droog gestookt, De kippen moeten gevoerd en de tuin moet gewied, de wintervoorraad is bijna op en er is nog geen nieuwe oogst, we hebben honger, houd alsjeblieft op over de lente!” De tweede jongeman wist genoeg, verdween en liet de derde komen. Deze zei: “Moedertje wat vind je van de zomer?” “De zomer? Vreselijk een vuurzee, het is zo heet dat je geen adem kunt halen. Voor je het weet heb je een zonnesteek. We moeten keihard werken op het land en overal zijn insecten die je steken. Spreek mij niet van de zomer!” De derde jongeman ging weg en

maakte plaats voor de vierde. Deze zei: ”Moedertje wat denk je van de herfst?” De herfst is allen goed om mensen eraan te herinneren dat ze net als alles in de natuur uiteindelijk op een dag dood gaan. De bomen laten hun bladeren vallen, er groeit niets meer, de dagen worden korter. Kou en wind steken op en dan is er ook nog het feest van de voorouders Samhain. Waar je ook gaat overal zie je de dood. De vierde jongeman stond er verdrietig en streng bij toen hij hoorde hoe de vrouw strak over het werk van Moeder Aarde en hij zei: "Voortaan zal de vrucht uit je mond zijn als de natuur waarover je zo slecht en bitter praat” en hij verdween. De oude vrouw bleef door mopperen en klagen over de seizoenen en terwijl ze sprak, stroomde er een stinkende stroop uit haar mond. Tegen het vallen van de nacht kwam de schoonzoon zijn schoenmoeder

ophalen. Hij zette haar op de ezel en bracht haar thuis. Het echtpaar zag en rook volverbazing de stroop en stank die zij meenam in het huis. Toen vroegen zij de beide vrouwen wat er eigenlijk gebeurd was daar in die grot. Toen begrepen ze dat de elven van de vier jaargetijden de beide vrouwen hadden getest. De moeder van de man had zich dankbaar getoond en de ander mopperend en ondankbaar. Nu wilde de zoon ook weten waarom zijn moeder de hele dag had lopen eten, ze liet haar droge boontje zien waarop ze kauwde om de honger niet te voelen. De man en zijn vrouw schaamden zich nu. De vrouw begreep dat ze beide moeders hetzelfde had moeten behandelen. De dankbare moeder vergaf het haar zoon en schoondochter. De moppermoeder begreep ook dat ontevreden zijn niets oplevert en vanaf die dag leefden de twee moeders en hun kinderen dankzij de goudstukken van de elven in rijkdom en gezondheid nog vele gelukkige jaren.