Rozewit en Rozerood

 

Er was eens een weduwe die een tweeling had, het waren twee prachtige dochters, Rozewit en Rozerood. Voor het huis stonden twee heerlijke geurende rozenstruiken, een witte en een rode. De meisjes waren er naar vernoemd. Rozerood was een heel levendig meisje. Ze hield er dan ook veel van om de hele dag in de velden te lopen. Rozewit was liever thuis om haar moeder te helpen in het huishouden. Ondanks dat ze zo verschillend waren hielden ze heel veel van elkaar. Ze waren allebei dol op dieren en alle dieren wisten dat en daarom hielden alle dieren veel van de twee

meisjes.

Op een koude winteravond vertelde moeder haar dochtertjes zoals iedere avond een verhaal. Terwijl ze naar hun moeder luisterden, streelde Rozewit haar kleine lammetje en Rozerood de grijze duif op haar vinger. Plotseling werd er op de deur geklopt. Rozewit deed open en zag tot haar grote schrik een grote bruine beer. De meisjes waren best wel een beetje bang voor die grote beer, maar moeder liet de beer binnen en keek of er nog wat eten voor de grote beer was. De grote beer smikkelde van het lekkere bordje eten en bleef die nacht in het warme huisje slapen.

s ’Ochtends heel vroeg stond de beer weer op om weg te gaan. De meisje waren echt teleurgesteld toen ze wakker werden en zagen dat de beer al weer weg was. En toen de grote beer diezelfde avond weer langs kwam waren ze dan dolblij. Vanaf die dag kwam de grote beer iedere avond bij de moeder en meisjes langs om zich in die koude winternachten op te warmen.

Toen de winter was afgelopen zei de grote beer met een bedroefde stem dat hij weg moest om zijn schatten te gaan bewaken. Nu de koude tijd voorbij was, werden alle bosbewoners weer wakker en de gemene aardmannetjes loerden

altijd op zijn schatten. De meisjes waren zeer bedroefd over het vertrek van de beer die in deze winter hun vriend geworden was. Moeder stuurde de trieste meisjes het bos in om met de andere dieren te gaan spelen, zodat ze hun verdriet een beetje konden vergeten. Rozerood en Rozewit liepen nog maar een klein stukje toen ze in de verte een puntje van een muts op en neer zagen bewegen. Toen ze dichterbij waren gekomen zagen ze dat het de muts van een klein nijdig mannetje was. Hij zat met zijn lange baard vast in de gleuf van een boomstam. De twee meisjes probeerden van alles om het aardmannetje te

bevrijden maar niets hielp. “Er zit maar een ding op” zei Rozerood en haalde een schaartje uit haar zak en knipte behendig het puntje van de baard van het aardmannetje af. Nou zou je denken dat het aardmannetje blij was om weer los te zijn. Maar helemaal niets daarvan. Hij schold en was woedend op de meisjes over zijn afgeknipte baard. Boos en stampend liep hij weg terwijl hij zijn zak met goud snel oppakte. Een paar dagen later gingen de meisjes vissen bij de rivier. Toen ze daar kwamen waren ze niet de enigen. Hetzelfde aardmannetje zat weer in de problemen: een vis probeerde hem aan zijn baardje het water in te sleuren. “HELP” riep het aardmannetje. Rozerood hielp het mannetje door weer zijn baard een stukje af te knippen. Voor de tweede keer was het aardmannetje ontzettend boos op de twee meisjes. De meisjes zagen dat hij onder

een steen vlug zijn zak met parels pakte en meenam. Een week later gingen de meisjes boodschappen doen voor moeder. Op de heenweg zagen ze een zwarte adelaar in cirkels vliegen boven een prooi. Opeens dook hij naar beneden en de meisjes hoorden een verschrikte kreet. Zo snel ze konden renden ze naar de plek waar de adelaar naar toe was gedoken. De adelaar had het aardmannetje te pakken bij zijn baard. Rozerood haalde snel haar schaartje tevoorschijn en knipte voor de derde keer een stuk van zijn baard af.

Het aardmannetje stikte bijna van woede en pakte zijn zak met edelstenen en liep witheet weg.

Op de terugweg liepen ze dezelfde weg en daar zagen ze het aardmannetje onder een struik verborgen zitten. Hij haalde de meest prachtige edelstenen uit de zak. Geschrokken draaide het aardmannetje zich om en zag de meisjes. Boos zei hij: “Jullie hebben mijn baard al kort geknipt en nu komen jullie ook al mijn schatten afpakken, ik zal jullie eens een lesje leren”. En toen verscheen opeens de grote beer en die gaf het aardmannetje een flinke klap op zijn kop en het gemene aardmannetje viel met één klap dood neer. De meisjes keken dankbaar en verwonderd naar de beer en op dat moment viel het berenvel van hem af en

veranderde hun vriend de grote beer voor hun ogen in een mooie lieve prins. De prins keek glimlachend naar

de twee meisjes en vertelde dat het aardmannetje hem in een beer had betoverd, zodat hij zijn schatten kon stelen. De betovering kon alleen verbroken worden als het de beer het aardmannetje zou doden om iemand te redden. Zo werd de een prins weer een prins. Hij ging terug naar het paleis en zijn broer. De prins en zijn prinsenbroer werden verliefd op de tweelingzusjes. En zo trouwden Rozewit en Rozerood met de prins en zijn broer en ze leefden nog lang en gelukkig…………….