De lange, lange winter

 

Voordat er mensen op aarde rondliepen en toen de wereld  alleen van de dieren was, brak er een zeer lange winter aan. Drie jaar lang kwam de zon niet door. De lucht was altijd donker. Dikke wolken hingen laag en bedekten de hemel. Het sneeuwde de hele tijd. De dieren hadden erg te lijden van deze lange winter. Het steeds groter wordend tekort aan voedsel was een groot probleem, maar het gebrek aan warmte maakte het leven zelfs ondragelijk. De dieren begonnen langzamerhand enorm bang te worden.

De dieren bedachten dat het goed zou zijn om allemaal smaen te komen en te bespreken wat ze zouden kunnen doen om een oplossing te vinden. Zo kwamen alle beesten, vogels en vissen van alle soorten en maten op een dag bij elkaar. Tijdens de grote bijeenkomst, keken de dieren om zich heen en ontdekten ze dat één wezen uit de dierenwereld er niet was: de Beer. En ineens realiseerden ze zich, dat ze in al die drie jaar geen enkele beer hadden gezien. Ondanks hun zorgen en verbazing hierover, waren ze het er snel over eens dat het nu het belangrijkste was om uit te zoeken wat er met de warmte aan de hand was, want zonder warmte viel er niet meer te leven. "Ja"riepen alle dieren door elkaar "de warmte moet gevonden worden! En moet weer worden teruggebracht." Ze besloten dat de snelste en dapperste dieren op zoek zouden gaan naar de bovenwereld. Ze vermoedden ze dat de warmte daar mee naar toe was genomen. 

Zo gingen Lynx, Vos, Wolf, Muis, Snoek en Haai samen op zoek naar de warmte. Ze reisden eindeloos door de lucht en na lange tijd vond de groep de verborgen deur naar de bovenwereld. Opgewonden klommen ze allemaal door de deur naar die vreemde wereld. Na enige tijd rondkijken, zagen ze plotseling een meer. Bij het meer brandde een kampvuur en ernaast stond een grote tipi. De dappere dierenvrienden gingen naar binnen en troffen er twee berenjongen aan. "Hé kleintjes, weten jullie waar jullie moeder is?" vroeg Haai. Een van de kleintjes antwoordde: "Moeder is op jacht" De dieren keken om zich heen en aan zagen aan de wand van de tipi allemaal grote zakken hangen.

Wolf wees naar de eerste zak en vroegen de jongen: "Wat zit er in deze zak?"

"Daar", zeiden de beertjes, "bewaart onze moeder de regen in."

"En wat zit hierin?" zei Snoek, wijzend naar de tweede zak.

"Daar", antwoordden de kleintjes, "zit de wind in."

"En in deze?"

"Daar bewaart moeder de mist."

"En wat zit er in deze volgende zak?"vroeg Lynx.

"O, dat mogen we je niet zeggen," zeiden de beerenjongen, "want onze moeder heeft gezegd dat het een groot geheim is en als we het vertellen, zal ze heel boos zijn en ons slaan."

"O, wees niet bang,"zei Vos vriendelijk. "Je kunt het ons vertellen, we bewaren het geheim. Ze zal het nooit te weten komen."

Toen fluisterden de beertjes: "Dat is de zak waar ze de warmte in bewaart."

"Aahh..." zeiden alle dierenvrienden tegelijk. Ze keken elkaar aan en gingen vlug naar buiten. Daar zochten ze een veilige plek om zich te verstoppen en een plan te bedenken, want ieder moment kon moeder beer terugkomen en ze mocht de vrienden niet ontdekken.

Fluisterend overlegden ze: "Hoe krijgen we de zak met de warmte te pakken? vroeg Wolf. "We moeten de oude moederbeer op de een of andere manier afleiden," zei Vos.

"Weet ik!" zei Lynx. Ik verander mezelf in een hert aan de andere kant van het meer."

"Goed idee!" zei Snoek. "De moederbeer zal je aan de overkant van het meer zien en zal op je willen jagen. Maar ze zal met haar kano over het meer moeten peddelen en dat geeft ons de tijd om de tas met de warmte te pakken te krijgen."

"Nog beter ," piepte Muis, "ik zal een gat in de peddel knagen, zodat het nog langer duurt om over te kanoën."

"Ja, ja!" riepen de anderen.

Zo ging Lynx naar de andere kant van het meer en veranderde zichzelf in een hert. Als hert dwaalde hij langs de rand van het meer om de aandacht van de moederbeer te trekken. Ondertussen klauterde Muis de kano in en knaagde een groot gat in de peddel. De anderen verstopten zich in de buurt van de tipi.

Toen zag een van de berenwelpen het hert aan de overkant van het meer en hij schreeuwde: "kijk een hert aan de overkant!' De oude moeder beer sprong onmiddellijk in haar kano en peddelde ernaartoe. Het hert liep langzaam langs de oever en deed alsof hij de kano niet zag. Maar toen de beer vlak bij was, draaide hij razend snel de andere kant uit en rende weg. De moederbeer wierp haar hele gewicht op de peddel om snelheid te maken en achter het hert aan te gaan, maar plotseling brak de peddel in twee stukken, precies daar waar Muis had geknaagd.

De beer verloor haar evenwicht en vielvoorover in het water. De andere dieren keken vanaf de andere kant naar de jacht en zodra ze de beer in het water zagen spartelen, renden ze de tipi in en trokken ze de zak met warmte van de wand af en ze haastten zich om zo snel mogelijk terug naar de deur te gaan die ze naar hun eigen wereld zou brengen, maar de zak was erg groot en geen van hen kon het tempo lang volhouden. Telkens als de een moe werd, pakte een ander de tas en zo gingen ze zo snel ze konden, want ze wisten dat de oude moederbeer ieder moment aan land zou komen en naar haar tipi zou terugkeren en dan zou ontdekken dat de zak met warmte verdwenen was. Ze zou woedend zijn en hun sporen volgen om ze te vangen! En zo ging het, de berenmoeder zette al snel de achtervolging in en had de dieren bijna ingehaald toen ze vlak voor de deur naar de wereld beneden aankwamen. Inmiddels waren de vriendenl zo moe dat ze zich nauwelijks konden bewegen. Nu kreeg Haai de zak en hij trok hem puffend achter zich aan. Op datzelfde moment sprong de beer ineens op hen af. maae alle dieren samen duwden met hun laatste kracht de zak door de deur naar de onderwereld en ze sprongen er vliegensvlug allemaal achteraan. Zodra de zak op de wereld beneden viel, scheurde hij open en alle warmte die in de zak was gepropt, vloog naar buiten. De warmte verspreidde zich meteen naar alle delen van de wereld en ontdooide het ijs en de sneeuw. Het water stond wekenlang hoog, maar uiteindelijk zakte het weg. De bomen en struiken en bloemen die bedekt waren met ijs kregen weer groene bladeren en de lente bloeide opnieuw. Vanaf die tijd tot nu heeft de wereld altijd weer een warme tijd zien terugkeren na een koud witte winter.