Het verhaal van Imbolc.

tekst: Oma heksje

Weet je nog dat Koning Eik met Yule opnieuw geboren werd, dat hij groeide als kool en zoals Goden dat alleen kunnen, in hele korte tijd van baby een jongeman werd?

Dat hij zijn oudere broer Hulst terug stuurde naar de onderwereld, het Zomerland? En dat de Godin als oude vrouw, de Crone, zo moe en op was dat zij ook naar het Zomerland ging om uit te rusten?  

Ja dat was wat met Yule…. Er gebeurde zo veel.

Maar de tijd staat niet stil, het jaarwiel draait verder...

 

In de tijd tussen Yule en Imbolc die iets meer dan 40 dagen duurde, groeide Koning Eik verder uit tot man. Zo werd de Zonnegod sterker en sterker en met hem werden de dagen steeds wat langer en de nachten wat korter, dag na dag….

De jonge Koning Eik bracht de dagen door in zijn kasteel. 

In zijn voorraadkelder lagen de laatste resten van de oogst van het afgelopen jaar. De maaltijden werden wat saaier, want er was nog maar weinig vers voedsel. Koning Eik was vaak alleen.

In het land was het nog steeds winter en het leek alsof de aarde en al haar bewoners in diepe rust waren.

De bomen waren kaal en op sommige dagen was de wereld nog helemaal wit van sneeuw en ijs.

Vaak zadelde Koning Eik zijn witte paard op, om op die dagen een ritje door de bossen en velden van zijn land te maken.

Af en toe hield hij zijn paard in en keek glimlachend over het landschap.  'Kijk toch eens hoe kaal en koud alles is, wat is het toch een wonder dat straks alles weer gaat groeien en wakker wordt' dacht hij bij zichzelf en hij liet zich van zijn paard glijden. Hij wandelde met zijn paard aan de teugels naar een oude hoge Toverhazelaar. Vol bewondering riep Koning Eik uit: 'Gegroet, broeder Toverhazelaar, wat sta je er prachtig bij, dank dat je nu al je bloemenpracht laat zien, wat ruik je heerlijk en wat maak je me blij als eerste teken van de lente die weer komen zal'. Terwijl hij sprak, klopte hij zachtjes op de stam van de boom, haalde diep adem en keek genietend om zich heen.  Zo reed Koning Eik door zijn nog stille winterland en hij zag de kleine tekenen van het nieuwe leven dat zou komen.

De nu nog lange winteravonden bracht hij door bij het warme haardvuur in zijn kasteel. Daar zat hij avond na avond alleen en dacht terug aan al die voorgaande jaren, waarin hij steeds opnieuw zijn leven had geleefd.

Hij dacht aan zijn grote liefde, de godin,  die hij steeds meer miste. Hij wist dat zij haar rustperiode in het Zomerland nodig had gehad om weer opnieuw te kunnen leven.

En met het feest van Imbolc zou hij haar weer uitgerust en als herboren terughalen als jonge vrouw, de Maagd.

Zoals hij dat jaar na jaar opnieuw deed. Hij verlangde naar haar en naar de lente die zij terug zou brengen.

Op de dag van het Imbolc feest zadelde hij zijn paard en riep de elfen, die in zijn kasteel leefden bij zich. 'Lieve elfen, lieden van het kleine volk, het is vandaag de dag van Imbolc, laten wij de godin terughalen, zodat zij de aarde weer kan laten ontwaken': riep hij vrolijk. 

Samen gingen zij op pad door de nog besneeuwde bossen en velden, over heuvels en dalen. Koning Eik spoorde zijn paard aan en galoppeerde steeds sneller, de elfen bewogen hun vleugels vlugger dan vlug om hem bij te houden en het duurde dan ook niet lang voor zij in de verte een levensgrote holle boom aan de horizon zagen verschijnen.  Daar in die boom was de poort naar het Zomerland. Nog even, ze waren er bijna. Toen ze aankwamen bij de boom zagen ze tussen de dikke wortels hier en daar al een kopje van een sneeuwklokje boven de sneeuw uitkomen. Koning Eik sprong van zijn paard en liep naar de ingang van de holle boom. Dat was de poort waar de godin straks door zou komen. Zijn ogen fonkelden van opwinding. 'Elfen willen jullie door de poort vliegen en haar wakker maken, laat jullie stafjes tinkelen en zeg haar dat ik hier sta en op haar wacht, maar doe het zachtjes, zodat ze niet schrikt': sprak hij. De elfjes vlogen door de poort van de holle boom en Koning Eik hoorde ver weg het zachte getinkel van hun stafjes en voelde zich diep van binnen helemaal warm worden.

Het geluid van getinkel kwam steeds dichter bij en toen zag hij haar langzaam door de poort komen, de godin als jonge vrouw, een meisje nog. Om haar hoofd heen vlogen al de elfjes die haar gewekt hadden. Koning Eik omhelsde het stralende lichtgevende meisje en liet haar voor zich op het paard zitten. Zo draafden zij terug naar zijn kasteel. En overal waar zij reden werd het diep in Moeder Aarde een beetje warmer en werden de nog slapende zaadjes gewekt.

Voor Koning Eik waren de eenzame koude dagen ook voorbij, de jonge godin in zijn kasteel verwarmde alles en iedereen om haar heen. Vanaf nu kon de natuur, met al haar levende wezens, net als de godin zelf langzaam wakker worden en weer gaan groeien en bloeien...…..

Zo is het gegaan en zo gaat het ieder jaar weer...……….