Het kleine dappere kaarsje

(inspiratiebron: Frans sprookje)

* Voorgelezen door Oma Heksje, zie vlogs*

 

Er was eens een klein kaarsje dat ging vieren dat de lente er bijna aankomt.

Niet een beetje maar heel erg blij en vrolijk.

Het kleine kaarsje was toen het ‘s avonds donker werd door de kinderen van het grote huis in de tuin gezet. Het was 1 februari, de avond voor het Imbolcfeest. Hier en daar lag er nog sneeuw in de tuin, maar er staken ook al puntjes van bolletjes boven de koude grond uit. 

De kinderen hadden het kaarsje aangestoken en nu stond het daar te branden met zijn helderde vlammetje tussen groepjes nog dichte sneeuwklokjes.

De hele avond en nacht straalde het zijn licht door de donkere tuin en verwarmde het alles om zich heen.

Niemand zou hem deze Imbolc-nacht uitblazen.

Het kaarsje stond daar tevreden in het hoekje van de tuin en het was zo trots op zijn sterke vlammetje en warme licht,  dat het tegen zichzelf zei:  "Hmme waarom zou ik eigenlijk alleen deze nacht mijn lichtje laten schijnen? Ik kan toch eigenlijk best door blijven branden, ook al wordt het dag?"

En het kaarsje besloot die nacht om gewoon door te branden als het de volgende ochtend licht zou worden en Vader Zon op kwam. 

Zo stond het kaarsje de hele ochtend lekker door te branden en genoot van alles om zich heen.

Het was rond het middaguur toen de sterke stralen van de zon de tuin van het grote huis in vielen.

Ineens zag Vader Zon het vrolijk brandende kaarsje tussen de nog slapende sneeuwklokjes en riep : " Hé wat is dit, wil jij soms mijn plaats innemen? Weet je wel, dat ík de helderste ben en licht en warmte breng op aarde?"

En daarop straalde de zon naar het hoekje van de tuin waar het kaarsje stond en begon te blazen.

De zon blies en blies,  steeds opnieuw, maar de vlam van het kaarsje bleef aan. Het flakkerde wel een beetje en zijn heldere vlammetje werd af en toe wat kleiner, toch straalde het dapper door. Zo ging het de hele middag verder en uiteindelijk moest de zon het opgeven.  Het was zijn tijd om onder te gaan.

Het kaarsje was wel moe geworden en zuchtte eens heel diep en maakte zich daarna weer heel groot en sterk. Het verzamelde al zijn kracht en vond zijn felgele kleur weer terug. Het dappere kaarsje verlichtte de tuin voor de tweede avond en nacht en straalde nog helderder dan de nacht daarvoor.  

Grootmoeder Maan was inmiddels ook opgekomen en ze liet met een vol rond gezicht haar zachte licht over de aarde schijnen.  Zo ook over de tuin van de kinderen. Plotseling zag de maan iets onder zich en ze zei tegen zichzelf:  "Wat is dat nou voor gloed daar beneden? Ik ben toch de enige die tijdens de nacht schijnt?"

De Maan scheen haar stralen nieuwsgierig richting de tuin en toen ze het kaarsje zag wilde ze het ook uit blazen.

Maar het slimme kaarsje zag de maan en boog zijn vlammetje zoveel mogelijk naar achteren.  De lichtstralen van de maan waren zwakker dan die van de zon. En hoewel ze echt wel in de buurt van het vlammetje kwam, kon ze niet dichtbij genoeg komen om het uit te blazen.

De maan probeerde het opnieuw en opnieuw, de hele nacht door.  Maar uiteindelijk was het ook haar tijd om weer onder te gaan en was de nacht voorbij.

Het kaarsje rechtte zijn vlammetje en begon weer even helder en sterk te stralen als eerder. 

Toen de kinderen van het grote huis na een nacht, een dag en nog een nacht uit het raam keken, zagen ze die ochtend een lichtje in de hoek van de tuin branden. Vlug renden ze naar buiten en tot hun verrassing zagen ze hun Imbolc-kaarsje

nog steeds branden. En rond het kaarsje stonden honderden sneeuwklokjes te klingelen in de zachte wind.

Het licht en de warmte van het dappere kaarsje had er voor gezorgd dat de tuin weer wakker was geworden.

De kinderen sprongen wild en blij door de tuin, ze voelden en roken de lente die er weer bijna was.

En het kaarsje? Dat glimlachte stralend, omdat hij wist dat een dapper en warm hart sterker is dan wat dan ook en zelfs de winter een beetje kan laten vergeten.

Het kleine dappere kaarsje brandde nog lang en gelukkig door..............................