Een dikke vette pannenkoek

(naar een Russisch sprookje)

*Voorgelezen door Oma Heksje, zie vlogs*

 

Er was eens een grootmoeder, die voor haar man en kleinkinderen lekkere dikke pannenkoeken wilde bakken.

Ze pakte meel, eieren, boter, suiker en melk en deed alles in een kom. Ze roerde en roerde, tot ze een stevig beslag had gemaakt.

Grootvader stopte hout in het fornuis, stak het aan en zei:

'Grootmoeder, het fornuis is heet genoeg.' Toen deed grootmoeder een klontje boter en een grote lepel beslag in de koekenpan en zette de pan op het vuur.

De pannenkoek deed 'ploep, ploep' begon te rijzen. Hij rook heerlijk en werd prachtig goudbruin.

Het water liep grootvader in de mond. 

O, wat had hij zin in die pannenkoek en helemaal toen grootmoeder zei:

'Deze eerste pannenkoek ziet er erg lekker uit, hij is bijna klaar, nog even geduld, ik draai hem nog even om.' Maar nadat ze dat gedaan had en de pan weer op het vuur terug wilde zetten, schoot de pannenkoek plotseling omhoog en sprong via het fornuis op de grond.

Voordat grootvader hem kon pakken,  rolde hij door de open deur naar buiten. Grootmoeder, met de koekenpan in haar hand, grootvader en alle kleinkinderen renden er achteraan. Maar de pannenkoek was vlugger en ze konden hem niet inhalen. 'Rollen, rollen, rollen', deed hij, het straatje uit en het veld in.

Daar kwam een haasje aangesprongen. Dat riep: 'Halt, pannenkoek! Ik wil je opeten!'

'Ach, doe dat niet', zei de pannenkoek. 'Ik ken een mooi liedje, dat zal ik voor je zingen:

Melk, bloem en suiker

En een ei of tien

In boter ben ik gebakken

Dat kun je wel zien

Ik liep weg van huis

Na een sprong uit de pan

Er is dan ook niemand

Die mij pakken kan

Grootmoeder riep

Grootvader liep

Wou jij het proberen

Mijn beste haas

Ik rol veel vlugger

Je bent een dwaas.'

En de dikke vette pannenkoek rolde langs de haas het bos in.

 

Daar kwam hij de wolf tegen, die gromde: 'Halt pannenkoek! Ik wil je opeten!'

'Ach, doe dat niet', zei de pannenkoek. 'Ik ken een mooi liedje, dat zal ik voor je zingen:

Melk, bloem en suiker

En een ei of tien

In boter ben ik gebakken

Dat kun je wel zien

Ik liep weg van huis

Na een sprong uit de pan

Er is dan ook niemand

Die mij pakken kan

Grootmoeder riep

Grootvader liep

Haas was een dwaas

Wou jij het proberen

Je moet nog veel leren.'

En de dikke vette pannenkoek rolde dieper het bos in.

 

Toen kwam hij de beer tegen en die bromde: 'Halt pannenkoek! Ik wil je opeten!'

'Ach, doe dat niet', zei de pannenkoek. 'Ik ken een mooi liedje, dat zal ik voor je zingen:

Melk, bloem en suiker

En een ei of tien

In boter ben ik gebakken

Dat kun je wel zien

Ik liep weg van huis

Na een sprong uit de pan

Er is dan ook niemand

Die mij pakken kan

Grootmoeder riep

Grootvader liep

Haas was een dwaas

Wolf wou het proberen

Hij moest nog veel leren

Jij kunt beter zwijgen

Want je kunt me niet krijgen.'

En de dikke vette pannenkoek rolde het bos weer uit.

 

Net kwam de vos eraan, die riep: 'Halt pannenkoek! Ik wil je opeten!'

'Ach, doe dat niet',  zei de pannenkoek. 'Ik ken een mooi liedje, dat zal ik voor je zingen:

Melk, bloem en suiker

En een ei of tien

In boter ben ik gebakken

Dat kun je wel zien

Ik liep weg van huis

Na een sprong uit de pan

Er is dan ook niemand

Die mij pakken kan

Grootmoeder riep

Grootvader liep

Haas was een dwaas

Wolf wou het proberen

Hij moest nog veel leren

Beer zou me niet krijgen

En kon beter zwijgen

Nu wil jij het dus weten

Hoe je me op gaat eten."

'Lieve pannenkoek', zei de vos, 'in ieder geval bedankt voor je mooie liedje. Het is echt een alleraardigst liedje, al heb ik

het, jammer genoeg, omdat ik zo doof ben niet helemaal verstaan. Kom nog iets dichterbij en ga op mijn snuit zitten, dan kan ik het beter horen.'

En heus, de pannenkoek ging op de snuit van de vos zitten. Toen hij begon te zingen, zei de vos 'Hap' en at de dikke, vette, goudbruine, verwaande, domme pannenkoek op.

En dat was het einde van de reis van de pannenkoek.