De Sneeuwkoningin
(sprookje herschreven door Oma heksje)
Heel, heel lang geleden woonden er in een ver land, in het Noorden, een jongen en een meisje. Het meisje heette Kherda en de jongen Kai. Ze waren even oud en woonden naast elkaar. Rond hun huizen was zomers een tuin vol geurige rozen. De de hele zomer speelden de kinderen samen in de rozentuin.En in de lange ijzige wintermaanden zaten de kinderen vaak samen bij de houtkachel te luisteren naar de verhalen van de oma van Kai. Zo vertelde ze op een dag over de Sneeuwkoningin:
'Ze vliegt op een grote wolk en bedekt steden en dorpen met hagel en sneeuw. Met haar ijskoude adem blaast ze over het water, dat dan direct bevriest. Haar hart is van ijs en het liefst wil ze de harten van alle mensen in ijs veranderen' fluisterde oma.
Terwijl oma aan het vertellen was, stak er buiten plotseling hagelstorm op en vloog er een raam open. Kai stond vlug op en deed het dicht. 'AU', riep hij ineens hard. Er was een hagelsteen in zijn oog gevlogen. Gelukkig smolt de steen snel en kon weer lachen. Maar wat hij niet wist, was dat er een splinter ijs van de hagelsteen in zijn hart was geschoten..
De volgende dag wilde Kai op het dorpsplein gaan sleeën met zijn vrienden. 'Mag ik mee?' vroeg Kherda. 'Natuurlijk niet, meisjes kunnen niet sleeën' riep Kai met boze stem.
Kherda schrok en begreep niet waarom haar beste vriendje ineens zo lelijk deed.
Maar hoe kon ze ook weten dat de ijssplinter Kai's hart in ijs had veranderd? En mensen met een hart van ijs kunnen niet aardig doen.
Toen Kai op het plein aankwam waren zijn vrienden er nog niet. Wél stond er een grote witte arrenslee met twee witte paarden ervoor. Er zat iemand in de arrenslee, diep weggedoken in een dikke witte bontjas.
Zo'n slee gaat vast heel hard dacht Kai en hij bond zijn sleetje aan de achterkant de grote arrenslee vast. De paarden draafden meteen weg en even later suisde de arrenslee door de straten. Het ging sneller en sneller en Kai werd bang. De slee schoot het dorp uit en ging zo hard als de wind. 'Help, help' schreeuwde Kai. maar niemand hoorde.
Plotseling stopte de slee en stapte er een hele mooie vrouw uit. Haar jas was niet van bont zoals Kai eerst dacht maar van sneeuwvlokken en ineens begreep hij wie ze was: de Sneeuwkoningin!
Ze tilde Kai van zijn sleetje af en droeg hem naar haar arrenslee.
Kherda was de hele dag verdrietig en toen Kai die avond niet thuis kwam, werd ze bezorgd. Ze vroeg overal rond, maar iemand had hem die dag in het dorp gezien. Kherda bleef de hele winter naar haar vriend zoeken.
Het werd lente en Kherda kreeg een paar nieuwe rode schoenen. Op een dag stond ze bij de rivier en dacht aan haar verdwenen vriend Kai. 'Ik geef jullie mijn nieuwe schoenen, als jullie me kunnen vertellen waar Kai is' zei ze tegen de golven.
De golven knikten haar toe, ze stapte in een bootje en liet haar schoenen in het water achter.
De rivier begon steeds harder te stromen. Kherda werd bang, maar durfde niet uit het bootje te springen.
Misschien brengt de rivier me wel bij Kai, dacht ze.
Op dat ogenblik kwam het bootje langs een klein huisje tussen kersenbomen. De deur ging open en er kwam een oude dame met een lief gezicht naar buiten. Ze liep naar het bootje toe en met een stok trok ze het naar de kant.
'Vertel eens lief kind' vroeg de oude vrouw 'Wat doe jij hier helemaal alleen in een bootje?' En Kherda vertelde over Kai, dat hij lelijk tegen haar had gedaan en dat ze hem daarna nooit meer had gezien.
'Hier is hij niet geweest, mijn lieve kind, maar hij komt hier vast wel langs.' Ze nam Kherda mee naar haar huisje en zette een schaal heerlijke sappige kersen voor haar neer. Terwijl Kherda aan het eten was, kamde de vrouw de haren van het meisje. 'Wat lief een lief oud vrouwtje' dacht Kherda. Ze wist niet dat de vrouw eigenlijk een gemene heks was. Die altijd al een dochtertje als Kherda had gewensten wilde haar houden. Met een toverkam kamde ze alle herinneringen uit Kherda's hoofd. Die wist niets meer over haar eigen huisje en haar vriendje Kai.
Een week later liep Kherda op een ochtend door de tuin van het huisje. Ze rook aan alle bloemen. En ineens herkende ze de geur van rozen en daardoor herinnerde ze zich alles weer. 'O, ik ben hier al veel te lang' riep ze uit. Een grote zwarte kraai die op een boomtak zat schrok ervan. 'Krakra, wat is er aan de hand meisje?' kraste de kraai. 'Ik ben op zoek naar mijn vriend Kai, heb jij hem misschien gezien? antwoordde Kherda.
'Verleden week kwam hier een jongen langs. Hij zou met een prinses gaan trouwen. Ze wonen in een prachtig paleis niet ver hier vandaan.
'Stel je voor dat Kai een prins geworden is' zei Kherda 'Kun je mij de weg naar het paleis wijzen kraai?' vroeg Kherda.
Kherda ging vlug op pas en de kraai vloog voor haar uit. Toen ze bij het paleis aankwamen, sloop Kherda naar binnen en ging van kamer naar kamer. Maar ze zag niemand. Vol spanning maakte ze de laatste deur open. Voorzichtig keek ze om het hoekje. Toen zag ze de slapende prins en begon ze te huilen. 'Dat is Kai helemaal niet' snikte ze. De prins en de prinses werden wakker en keken verbaasd naar het huilende meisje naast hun bed. Toen Kherda over Kai vertelde, begrepen ze waarom ze zo verdrietig was.
'Ik geef je mijn mooiste jurk' zei de prinses, 'dat zal je opvrolijken' Én ik schenk je mijn gouden koets met paarden, dan zal je Kai veel sneller vinden'. En zo ging Kherda verder in de koets van de prins. Toen het nacht werd reden ze door een donker bos waar rovers rondzwierven. Die zagen de koets in het maanlicht aankomen. 'Een gouden koets, helemaal van goud' riepen ze en ze sprongen op de koets af. Ze namen Kherda mee naar hun schuilplaats. Bij de ingang stond een klein meisje met zwart haar.
Ze was de dochter van de rovershoofdman. Al snel kwamen de rovers erachter dat Kherda geen rijke prinses was en ze besloten haar te doden. 'Vader, dat kun je niet doen' riep het roversmeisje. 'Ik vind haar lief'.
De rovershoofdman dacht diep na en zei: ' Nou vooruit, maar de deur gaat op slot want als ze weg loopt kan ze onze schuilplaats verraden.' Die nacht vertelde Kherda het rovermeisje over Kai. Twee duiven en een rendier bij het raam luisterden ook mee.
Een van de duiven zei: 'Ik heb Kai gezien. Hij zat in de slee van de Sneeuwkoningin. Ze waren op weg naar IJsland.'
'Dat kan kloppen' zei het rendier. 'Ik ben in IJsland geboren en daarom weet ik dat ze daar een paleis heeft.'
'Ahhh daan begrijp ik nu ook waarom Kai zo lelijk tegen me deed' zei Kherda. "De Sneeuwkoningin heeft zijn hart in een ijsklomp veranderd.' Het roversmeisje wilde Kherda helpen. Stilletjes sloop ze naar haar vader die lag te slapen. Ze pakte de sleutel onder zijn kussen vandaan en liet Kherda vrij. 'Het rendier zal je naar IJsland brengen.' zei ze. Kherda klom op het rendier en ze renden over velden en door bossen. Soms nam het rendier zulke grote sprongen dat ze meters door de lucht vlogen. Ze reisden een dag, een nacht en nog een dag en het werd steeds kouder. Eindelijk kwamen ze in IJsland aan. Overal lag sneeuw en ijs.
Kherda bibberde van de kou.
En in de verte zag ze het schitterende paleis van de Sneeuwkoningin in het zonlicht. Het was helemaal gemaakt van ijskristallen. Kai was daar het knechtje van de Sneeuwkoningin geworden. Hij moest iedere dag de enorme vloeren van het hele paleis boenen. Kai had best willen huilen, maar kon dat niet, omdat zijn hart in een ijsklomp veranderd was. Op een dag had de sneeuwkoningin hem een paar grote hagelstenen gegeven en gezegd: 'Als het je lukt om met deze stenen het woord vrijheid te maken, laat ik je misschien vrij.' Kai probeerde het iedere dag opnieuw, maar het lukte hem niet.
Kherda en het rendier waren intussen bij het paleis aangekomen en zochten in alle zalen naar Kai. Eindelijk zag ze hem zitten op een stoel van ijs. 'Kai, ik heb je gevonden!' riep ze. Ze holde naar hem toe en sloeg haar armen om hem heen. Kai keek haar met ijskoude ogen aan. 'Wie ben jij, wat doe je hier? ga weg!' zei hij. Maar Kherda liet hem niet los en huilde warme tranen van blijdschap. Een paar tranen vielen op het ijzige hart van Kai en het begon te smelten. En toen wist Kai weer wie Kherda was.
De kinderen omhelsden elkaar en dansten van vreugde. Toen vielen de hagelstenen op de vloer en vormden vanzelf het woord 'vrijheid'. 'Kijk' riep Kai. 'Nu ben ik vrij'.
Kherda en Kai renden naar buiten en klommen op de rug van het rendier. En deze begon te rennen zoals hij nog nooit gerend had. Een paar dagen later waren ze thuis in de tuin waar de rozen weer bloeiden. En daar leefden ze nog lang en gelukkig.