De legende van Brigid en Gailleach

 (tekst©️Oma Heksje geïnspireerd op Iers-Schotse legende)

Dit verhaal gaat over twee godinnen, die eigenlijk één zijn.

 

Het was heel lang geleden, midden in de winter, de dagen waren kort, ijskoud en de zon liet zich weinig zien. Mensen en dieren zaten lekker warm dicht bij elkaar in hun huizen en holletjes. Het waren de stille dagen van het jaar.

In die tijd leefde de godin Cailleach, de oude wijze Vrouwe van de Winter. Ze was groot als een reuzin, had lang wit haar en een ijzig gezicht. Een winterkoude wind hing om haar heen. Ze droeg een lange sneeuwwitte cape en had altijd haar staf, gemaakt van een Sleedoorntak, in haar hand. Op haar rug droeg ze een grote mand gevuld met stukken rots. Cailleach liep stampend door weilanden, bossen en wateren. Hier en daar liet ze een stuk rots vallen op aarde. Zo maakte ze heuvels en dalen op het land en eilanden in zeeën. Waar ze liep en haar staf de grond raakte, bevroor de aarde onmiddellijk en met haar mantel bedekte ze het land met een deken van sneeuw. Zo zwierf Cailleach honderden, honderden jaren door het winterland, iedere winter steeds opnieuw.

Maar precies op de helft van de winter, veranderde iets. Diep onder de grond, in de buik van Moeder Aarde begon er langzaam iets te gloeien en te groeien.  

Op een dag kwam zelfs de zon weer tevoorschijn. En een klein wit sneeuwklokje liet zich voorzichtig zien. Toch stampte ook Gailleach nog door het land. Haar ijzige adem bevroren de tere blaadjes van het sneeuwklokje en met haar staf knakte ze boos het steeltje om. De Vrouwe lachte hard en kil, floot op haar vingers en riep zo haar wolfwinden op. Van alle windrichtingen kwamen ze aangestormd en de ene gure winterstorm na de andere raasde over het land.

Bomen vielen om, takken werden afgerukt en rivieren stroomden over. Gailleagh wapperde met haar rokken en hagelstenen als eieren zo groot, vlogen in het rond. Ze gilde het uit, dit was haar tijd, ze liet zich niet wegjagen. Tot de laatste storm ging liggen en ijs en hagel begonnen weg te smelten, toen voelde de Vrouwe van de Winter ineens hoe uitgeput ze was, hoe haar oude botten zeer deden, haar rug krom was geworden en haar knieën kraakten als het ijs op het meer.

Ze staarde over de zee naar het eiland aan de overkant en mompelde in zichzelf: ‘oooo, wat ben ik moe, oud en altijd alleen in deze donkere koude tijd, alsmaar lopen en lopen, ik moet naar het eiland, ik moet naar de bron.

En met haar laatste krachten, waadde ze door de ijskoude zee naar het eiland met de bron van de Eeuwige Jeugd. Net als ieder jaar schoof ze de grote stenen deksel van de put af, maakte een kommetje van haar handen en dronk het water dat haar weer levenskracht zou geven. Toen zag ze aan de voet van heuvel een fijn plekje bedekt met mos. ‘Laat ik gaan zitten en mijn voeten wat rust geven, even maar’ dacht ze. Ze legde de deksel van de put op de grond en voor dat Gailleach het wist vielen haar ogen dicht en een diepe slaap overviel haar. De zon ging onder. De maan kwam op en met klimmen van de maan aan de hemel steeg ook het water in de put omhoog. Hoger en hoger tot het eruit golfde. Cailleagh sliep nog steeds. Het levenswater uit de bron stroomde over de slapende oude vrouw heen, sleurde haar staf mee en uiteindelijke veranderde het water haar in een grote grijze steen.  

In het licht van de volle maan lag zij daar, de oude vrouw, de rots. Vanuit de bron begon het nu te regenen, het leek op een eerste lentebui. De maan ging onder en alles was doodstil.

Toen kwam de zon op, hij verwarmde de aarde met zijn warme licht.  En met een heldere straal, verlichtte hij een opening in de heuvel. Daar verscheen een jonge vrouw met vlammend rood haar. Ze droeg een witte jurk en een frisgroene mantel.  Daar was Brigid, de stralende jonge godin Brigid. Zij die de kracht van het vuur in zich droeg en ieder jaar de aarde klaar maakte voor de nieuwe lente.

Bridgid pakte de sleedoornstaf op en deze begon direct uit te lopen. Kleine witte bloemetjes groeiden uit de kale tak. Zingend wandelde Brigid over het land, vogeltjes begonnen zachtjes mee te zingen. Ze knielde bij een bevroren rivier, stak haar vinger in het water en dat ontdooide en begon te stromen. Ze bedekte de koude aarde met haar groene mantel. Zo liep zij verder en verder en veranderde de winterse wereld in een steeds groenere. De kale akkers klaar om weer ingezaaid te worden. Brigid was als een dansende vlam en waar zij liep liet zij een spoor van kleine sneeuwklokjes achter. De belofte van de terugkeer van de lichte tijd van het jaar. De tijd van zaaien, groei en bloei. 

Cailleach komt en gaat

Brigid komt en gaat

Het jaarwiel draait

Zo was het

Zo is het

Zo zal het altijd zijn