De spin in de appelboom

 

Het was in de vroege Mabontijd. De tijd waarin Vader Zon, de aarde na een flinke regenbui weer opwarmt en droogt. En waarin de appels rood gekleurd aan de bomen hangen, klaar om geoogst te worden. De tijd van kleurende bomen en waarin de mensen de laatste gaven van Moeder Aarde oogsten.

In die Mabontijd was er eens een spin die op zoek was naar een ander huis. Ze kroop in het rond door een boomgaard en vond een grote appelboom met twee stevige twee takken, daar kon ze mooi een web maken: haar nieuwe huis. Ze liet een ragfijne draad uit haar achterlijf komen en begon langzaam en precies te weven. Eerst op en neer, op en neer. En daarna rond en rond en rond. En toen was het web klaar. De spin keek voldaan naar haar werk, maar... de kleur beviel haar niet. Overal om zich heen zag ze vrolijke kleuren. Maar haar web was saai grijs. "Kijk," dacht de spin, "die appel daar, die is pas mooi rood." En ze riep: "Hé, appel! Hoe kom je aan die mooie rode kleur?"

En de appel antwoordde:

"Ik weet niet hoe...

en ik weet niet waarom.

Het leven is magisch,

dát is wat ik weet."

Dit antwoord hielp de spin niet om haar web een andere kleur te geven. Ze was teleurgesteld en keek naar beneden. En daar zag ze prachtig helder groen gras. De spin begon onmiddellijk een lange dunne draad te maken en liet zich zakken. Helemaal naar beneden, totdat ze met haar pootjes in het gras stond. "Hé gras, kun je me vertellen hoe jij zo prachtig groen geworden bent?" riep de spin. En het gras antwoordde:

"Ik weet niet hoe...

en ik weet niet waarom.

Het leven is magisch,

dát is wat ik weet."

Dit antwoord beviel de spin helemaal niet. Ook nu wist ze nog niet hoe ze haar spinnenhuisje, een beetje kleuriger kon maken.

Toen rook ze plotseling iets.  De spin volgde met haar kleine spinnen-neus een heerlijke geur en kwam uit bij een paarse bloem. "Oh, wat een fantastische kleur is dat," dacht de spin. "Hé, bloem! Hoe ben je zo mooi paars geworden?" Maar de bloem wist het niet en zei:

"Ik weet niet hoe...

en ik weet niet waarom.

Het leven is magisch,

dát is wat ik weet."

Verdrietig omdat niemand haar kon helpen en ze nog steeds niet wist hoe haar huisje te kleuren, strompelde de spin terug naar haar boom. En daar zag ze ineens onderaan de stam een pompoen liggen. Hij lag te slapen. De pompoen was fel oranje. "Wauw!" dacht  de spin, "dat is een geweldige kleur, was mijn web maar zo mooi oranje..." Met zijn kleine spinnenpootjes schudde hij de pompoen wakker. "Hé, jij daar pompoen, vertel me eens waar je dat mooie fel oranje kleurtje vandaan hebt?" Langzaam opende de pompoen zijn ogen en met een slaperige stem zei hij:

"Ik weet niet hoe...

en ik weet niet waarom.

Het leven is magisch,

dát is wat ik weet."

De spin zakte doodmoe in elkaar van ellende. Het was een lange dag geweest. Verhuizen, een nieuw web weven en ook nog alle nieuwe buren langs om kleuren te zoeken. Het was tijd om te gaan slapen. Langzaam en moedeloos kroop de spin langs de boomstam omhoog, terug naar haar spinnenweb. Maar terwijl ze zo omhoog kroop, keek ze omhoog en zag boven zich de nog helderblauwe hemel in de avondzon. De spin was diep onder de indruk. Wat een bijzonder mooie kleur blauw was dat. Dus klom ze voorbij haar web naar de bovenste tak, door naar het hoogste twijgje en het allerhoogste blaadje van de appelboom . Daar zette ze haar spinnenhandjes aan haar mond en riep zo hard als ze kon: "Hallo daar, blauwe lucht! Hoe kom je aan je mooie blauwe kleur?"

Eerst hoorde ze niets... maar toen, hoorde ze heel zachtjes van ver een stem, die zei:

"Ik weet niet hoe...

en ik weet niet waarom.."

De Het leven is magisch,

dát is wat ik weet."

De spin werd nu werkelijk boos. Niemand kon haar helpen! Kwaad en mopperig ging ze rechtstreeks terug naar haar nieuwe web hangend in het midden ging ze slapen.

Die nacht begon het te regenen. Het regende en regende, zonder stoppen. Alles werd kletsnat. De spin, het spinnenweb, alles. In de vroege ochtend hield het pas op met regenen en toen de spin wakker was geworden, moest ze zich flink uitschudden. Precies op dat moment kwam Vader Zon op en zijn eerste zonnestralen schenen dwars door de waterdruppels van het natte spinnenweb. En daar waar Vader Zon door de druppels scheen, verschenen duizenden kleine regenboogjes. Het was een betoverend gezicht. Het spinnenweb had nu alle kleuren van de regenboog: rood, oranje, geel, groen en blauw. 

Toen werd ook de appelboom wakker. En hij zag al die schitterende kleuren in het kleine web van de spin. De appelboom vroeg verbaasd aan de spin: "Hoe heb jij nu al die prachtige kleuren in je spinnenweb gekregen?"  Nu schudde de spin haar spinnenkop en haalde haar spinnenschouders op, ze wist het echt niet. Ze snapte er niets van. En zei:

"Ik weet niet hoe...

en ik weet niet waarom.

Het leven is magisch,

dát is wat ik weet."