De dolende jager

(Gelderse legene)

 

Ergens op de heide bij Gortel leefden er eens een oude boer en boerin die maar één zoon hadden. De jongen gedroeg zich als een nietsnut en verdeed al zijn tijd met stropen, drinken en jagen met zijn honden. Hij liet zijn oude vader al het boerenwerk alleen opknappen.  Eigenlijk kwam hij alleen thuis als hij honger had of zijn honden moesten rusten. Hoe boos zijn vader ook werd en hoe zijn moeder hem ook smeekte, niets kon hem er toe brengen meer thuis te blijven en te helpen op de boerderij. Op een dag kwam hij, na dagen en nachten op de heide en in de bossen doorgebracht te hebben, weer eens naar huis om zich goed te doen aan de keukentafel. Daar trof hij zijn moeder radeloos van wanhoop aan, omdat vader ernstig ziek in bed lag. Diezelfde nacht ging het snel bergafwaarts en was de oude vermoeide vader stervende. 

Maar zelfs dat hield de zoon niet tegen om zijn jagersspullen bij elkaar te pakken voor een nieuwe tocht. Terwijl hij druk in de schuur bezig was, hoorde hij zijn oude vader hem met zwakke stem roepen. De man wilde zijn zoon nog voor de laatste keer vragen om het werk op de boerderij op zich te nemen. Maar de zoon deed alsof hij niets hoorde. Zijn moeder kwam naar de schuur en smeekte hem in tranen om naar zijn vader te luisteren en thuis te blijven. De zoon haalde geërgerd zijn schouders op, keerde zich om, floot zijn honden en trok het bos in, zonder nog één woord te zeggen. “Och mijn zoon”, prevelde de oude vader: “Zo je dit nu verkiest, zo zal je dan eeuwig jagen”. Vermoeid sloot hij zijn betraande ogen en met een laatste snik blies hij zijn laatste adem uit. Zonder dat hun zoon erbij was, begroef de vrouw haar man en verliet de intens bedroefde moeder haar huis om er nooit terug te keren. Diezelfde nacht verdween de oude boerderij met alles wat er had bij gehoord van de aardbodem. Niemand wist nog precies te zeggen waar het ooit gestaan had. Toen de zoon weken later weer hongerig en koud bij boerderij wilde aankloppen voor een warme maaltijd bij de haard, was hij stom verbaasd. 

Het kon toch niet zo zijn dat hij verdwaald was, maar hoe hij ook zocht en om zijn moeder riep hij kon de oude boerderij niet vinden. 

Vanaf die dag doolde hij hongerig en koud rond, rusteloos op zoek naar zijn ouderlijk huis wat hij nimmer meer vond!

Voor eeuwig opgejaagd rende hij met zijn jachthonden over de heide, de berg en door de bossen van Gortel achtervolgd door kwade geesten en gemene wolven. Vooral 's nachts, maar ook bij nevel, mist en guur weer hoorden de dorpelingen de dolende jager om hulp en vergeving roepen."

De zoon werd nooit meer gezien en het zal duidelijk zijn dat hij uiteindelijk niet lang en zeker niet gelukkig leefde.