De blaadjes worden geel

(Sprookje uit Tsjechië)

 

Heel lang geleden, toen de aarde nog niet zo lang bestond en de bomen altijd groen waren, ging een man, Vilém,  op weg naar het noorden. De middagzon scheen op zijn rug en hij trok over bergen en rivieren, door bossen en woestijnen, tot hij in een prachtig sprookjesland kwam.

Het was ongelooflijk, de zon kwam daar de zon alleen een heel klein stukje boven de horizon en ging heel vroeg weer onder, maar onder zijn stralen werd de wereld in allerlei kleuren gezet. De bomen hadden de meeste bonte kleuren. En ze waren niet altijd groen, zoals bij hem thuis in het zuiden, nee, ze schitterden in allerlei kleuren van geel, rood tot bruin. In de verte staken de bergen er boven de bomen uit. Die waren blauw waren met sneeuwwitte toppen.

Toen Vilém na enige tijd terugging naar het zuiden en aan de mensen uit zijn dorp vertelde wat hij gezien had, wilde niemand hem geloven. "Dat is een sprookje," zeiden ze tegen hem en ze lachten hem uit. "Bomen zijn toch nooit geel, rood en bruin."

"En toch is het waar. Ik heb het met mijn eigen ogen gezien," zei Vilém. "Als jullie me niet geloven, ga dan zelf kijken." Maar de dorpsbewoners waren gemeen en zeiden: "Als je wilt dat wij je geloven, ga dan zelf nog een keer en neem dan een tak van zo'n rode, gele en bruine boom mee."

"Dat zal ik doen," zei de man en hij ging opnieuw de lange weg naar het noorden.

Er was een hele tijd voorbijgegaan en de man was nog altijd niet terug. De mensen waren hem al bijna vergeten.

Maar op een dag werden ze aan hem herinnerd. In het dorp kwam een prachtige gekleurde vogel aanvliegen die in zijn snavel een tak met gele, rode en bruine gekleurde bladeren had. De vogel wierp de tak in een boom en op hetzelfde ogenblik verkleurde deze boom in geel, rood en bruin tinten.

De gekleurde vogel was gestuurd door Vilém die naar het noorden was gegaan. Toen de mensen allemaal kwamen kijken, krijste hij, alsof hij hen uitlachte en toen hij vloog terug naar sprookjesland. Maar de tak met de herfstbladeren liet hij achter. Vanaf die dag kleurden ook in het zuiden alle bomen in de herfst met gele, rode en bruine blaadjes. En Vilém die bleef voor altijd in het sprookjesland in het zuiden, daar leefde hij lang en gelukkig.