De koning en de zaadjes

 

In een land hier ver vandaan leefde een koning. Het was een goede en wijze koning, die zijn land met liefde regeerde. In een dorpje in dat land woonde Ale. Hij leefde samen met zijn moeder in een klein huisje. Zijn vader leefde niet meer, maar Ale was al groot genoeg om te werken en moeder en zoon hadden het goed.

Op een dag kreeg Ale een brief. Zijn naam stond met gouden krulletters geschreven op de grote witte envelop. Het was een brief van de koning.

De koning was al oud en het werd tijd voor een nieuwe koning. De koning had geen kinderen, geen prins of prinses die hem dus kon opvolgen. Hij zou iemand uit het land moeten kiezen. Daarom had hij een opdracht bedacht. Alle jonge mannen en vrouwen moesten naar het paleis komen. Wie de opdracht het beste uitvoerde, zou de nieuwe koning of koningin worden. 

Verbaasd keek Ale naar de brief en dacht: “Zou ik echt de nieuwe koning kunnen worden? Ik ben toch maar een gewone jongen!” Zijn moeder zei: “Ga maar naar het paleis mijn jongen. De koning is een wijs man. Hij heeft er vast goed over nagedacht en je niet zomaar uitgenodigd.”

Ale was niet de enige jongere die zo'n mooie brief had gekregen. Honderden jongens en meisjes kwamen naar het paleis en ze werden in een grote zaal door de koning ontvangen. Iedereen kreeg een klein bruin papieren zakje. "In dit zakje zitten zaadjes," vertelde de koning. "Plant ze in een pot met aarde. Geef ze water en verzorg ze. Kom over een jaar terug naar het paleis met de pot, dan zal ik mijn opvolger kiezen."

Ale liet het zakje aan zijn moeder zien: "Ik snap er niks van! Hij zoekt toch een nieuwe koning? Geen tuinman!" Zijn moeder glimlachte: "Misschien moet je het toch maar gewoon doen. Je weet maar nooit wat eruit komt." Ze gaf Ale een lege bloempot. Hij vulde die met aarde, strooide de zaadjes in de grond en gaf het een beetje water.

Dagen gingen voorbij. Iedere dag keek Ale in de pot. Hij zorgde dat de grond nooit uitdroogde. Maar er groeide niets.

Weken gingen voorbij. Buiten op straat hoorde hij de anderen jongens en meisjes praten: "Bij mij komen er al plantjes uit, bij jou ook?" In de pot van Ale gebeurde nog steeds niets.

Maanden gingen voorbij. Ale zorgde goed voor zijn pot met zaadjes. Hij hoorde anderen opscheppen hoe groot hun plant al was. Ze zeiden dat de eerste bloemen al bloeiden. Thuis keek Ale in zijn eigen pot. Er groeide nog steeds niets.

Een jaar ging voorbij. De dag kwam dat iedereen terug moest naar het paleis om zijn pot te laten zien aan de koning. Ale was verdrietig. In zijn pot groeide niets er was nog geen puntje opgekomen. Hij wilde helemaal niet terug naar het paleis. Zijn opdracht was mislukt. Wat zou de koning wel niet denken? Maar zijn moeder zei: “Ga toch maar Ale. Je kunt het niet helpen, dat er niks uit je zaadjes is gegroeid. Je hebt alles wat je maar kon gedaan!”

En zo vertrok Ale naar het paleis. In de grote zaal stonden de jongens en meisjes in een lange rij langs de muur, met hun plant voor zich. Ale zag planten met gekleurde bloemen, planten met vruchten, planten met glimmende bladeren. O, wat voelde hij zich ellendig met zijn lege pot. Verlegen ging hij in een hoekje staan en keek naar de grond. Hij hoorde de anderen lachend fluisteren over zijn lege pot. 

Toen kwam de koning binnen en het werd onmiddellijk doodstil in de zaal. Langzaam liep de koning langs alle planten en bekeek ze aandachtig. Toen hij bij Ale kwam, bleef hij ineens staan en hij pakte de pot zonder plant en tilde hem hoog op: "Deze jongen wordt onze nieuwe koning!"

Verbaasd keek Ale op. Dit moest een vergissing zijn. "Maar de opdracht dan? Ik heb helemaal geen plant!" fluisterde hij. De koning glimlachte en knikte: "Precies. En daarom word jij de nieuwe koning” De koning keek nu naar alle andere jongelui en sprak: “ De zaadjes die ik aan jullie heb gegeven, waren gekookt. En uit gekookte zaadjes kan helemaal niets groeien. Jullie hier, hebben zelf andere zaadjes genomen en gezaaid, omdat jullie mij perse iets wilden laten zien. Maar deze jongeman is als enige eerlijk geweest” en de koning draaide zich weer om naar Ale: “Jij jongeman had de moed om met je lege pot hierheen te komen. Eerlijkheid en moed: dat zijn de beste eigenschappen voor een koning."

En zo werd Ale, een hele gewone jongen, de nieuwe koning van het land. Hij regeerde het land vele jaren en was net zo geliefd bij het volk als de oude koning.